24 JANUARI i 980
ondertekenaars van vrije lijsten bij onderne
mingsraad-verkiezingen (4) kan de burgemeester
meedelen of nadien in Breda onder zijn verant
woordelijkheid doorgegaan is met het verzamelen
van genoemde gegevens?
(1) Zie de antwoorden op kamervragen van, van der
Spek, Roethof, Nijhof en Brinkhorst. Aanhang
sel Handelingen Tweede Kamer 1978-1979 nr. 1915.
(2) Zie het verslag van de vaste kamercommissie
voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
omtrent haar werkzaamheden. Tweede Kamer zit
ting 1974-1975 13405 nr. 1 pag15 (Affaire
R. van Meurs, opstelling burgemeester van Her
wijnen)
(3) Zie antwoorden op kamervragen van, van der Lek,
Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer 197 4-1975
nr. 702.
(4) Zie noot 1
ANTWOORD
Naar aanleiding van Uw vragen ex artikel 40 R.v.O.
aan het college van burgemeester en wethouders be
treffende een instructie van de binnenlandse vei
ligheidsdienst van 5 maart 1965 bericht ik U in
mijn hoedanigheid als hoofd van de politie.
U trekt een conclusie uit de beantwoording door de
minister van binnenlandse zaken van vragen van het
tweede kamerlid van der Lek over deze instructie
van 28 februari 1975. U stelt op grond van de be
antwoording van vraag 8 van genoemd kamerlid, dat
de minister van binnenlandse zaken slechts verant
woordelijk is voor inlichtingenwerk van plaatse
lijke politiekorpsen, indien dat werk is verricht
op uitdrukkelijk verzoek van het hoofd van de
B.V.D. (zie Uw vraag 3).
In dit verband wijs ik U erop, dat deze stelling-
name slechts een deel bevat van hetgeen door de
minister is geantwoord aan de heer van der Lek. De
betreffende zin heeft namelijk een vervolg, dat
luidt