53 24 JANUARI 1980 "en voor hetgeen in verband met het gepleegde nauw en voortdurend overleg redelijkerwijs geacht moet worden door de politie te zijn gedaan ten behoeve van de goede vervulling van de taak van de B.V.D." In het verslag van de vaste kamercommissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten over het jaar 1976-1977 onder par. 6 is dit standpunt nog eens zeer expliciet weergegeven. Als enige conclusie hieruit volgt, dat plaatselij ke politiefunctionarissen onder verantwoordelijk heid werken van het hoofd van de B.V.D.indien zij werkzaamheden verrichten ten behoeve van die dienst. De beoordeling van de toelaatbaarheid en kwaliteit van het werk valt dan ook onder de poli tieke verantwoordelijkheid van de minister van binnenlandse zaken. Blijkens de beantwoording van de minister van vra gen van de kamerleden van der Spek, Roethof, Nij- hof en Brinkhorst van 22 maart 1979 heeft hij die verantwoordelijkheid ook willen dragen door ver antwoording af te leggen aan de Kamer middels het verstrekken van inlichtingen aan de vaste commis sie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Gezien het vorenstaande kan ik Uw opvatting, dat mijn eerder gegeven mening in mijn schrijven d.d, 2 juli j.l. onjuist zou zijn, niet delen. Bij nader inzien meen ik daarbij een uitzondering te moeten maken op Uw vraag 4. U vraagt daarin, of onder mijn verantwoordelijkheid gegevens zijn verzameld over ondertekenaars van vrije lijsten bij ondernemingsraad-verkiezingen. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. De heer OOMEN: Ten aanzien van het ingekomen stuk onder Aa doet zich een enigszins vreemde si tuatie voor. Op 11 januari 1979 hebben wij een brief d.d. 29 november 1978 van de Nationale Chris telijke Geheel-Onthouders Vereniging Nederland om preadvies in handen van burgemeester en wethouders gesteld. Vandaag, terwijl voornoemd preadvies nog niet is uitgebracht, wordt voorgesteld een brief

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 53