24 JANUARI 1980 54 van dezelfde Vereniging, genoemd onder Aa, door de zorg van burgemeester en wethouders te laten afdoen. Ik zou echter willen voorstellen de brief onder Aa te verwijzen naar het preadvies over de brief van 29 november 1978, dat nog moet verschij nen. De recentelijk ontvangen brief bevat namelijk een opsomming van reacties op de eerdere brief, waarin onze reactie dan kennelijk niet is verwerkt maar waarin enkele suggesties staan die ik het college zou willen meegeven, omdat zij bij de op stelling van het eerder genoemde preadvies kunnen worden gebruikt. Belangrijke elementen zijn naar mijn mening: samenwerking, aspecten van de be strijding van het jeugdalcoholisme en het verkeers misbruik, het gebruiken van reclame-objecten en het tegengaan van reclame voor alcohol. In het bijgevoegde stuk wordt er voorts op gewezen dat het wel zinnig zou zijn als juist wij als raadsle den een goed voorbeeld tijdens de vervulling van onze fractie zouden geven, in de zin van het niet gebruiken van alcohol. Er wordt voorts verwezen naar het niet serveren van alcohol.... De VOORZITTER: Mijnheer Oomenu hoeft ons de brief niet voor te lezen. Dat is niet nodig. De heer OOMEN: Ik wil iets voorlezen dat niet in de brief staat. Het zou goed zijn wanneer wij als raadsleden hetzelfde zouden aanhouden als wat ook voor ambtenaren in dienst van de gemeente geldt, Ik. verwijs hierbij naar het ambtenarenbe- sluit, waarin wordt bepaald dat het ambtenaren verboden is tijdens de werktijd alcohol te gebrui ken of bij zich te hebben. Naar mijn mening zijn al deze elementen vol doende om het college te vragen de onderhavige brief te betrekken bij de opstelling van het pre advies dat het op 11 januari 1979 heeft toegezegd. De afdoening van deze brief, die, zoals gezegd, wordt vermeld onder Aa, zou dus eigenlijk onder een andere rubriek moeten vallen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 54