25 FEBRUARI 1980
580
u te berde hebt gebracht.
De heer VAN BANNING: In de eerste plaats meen
ik te moeten zeggen dat men de betrekkelijkheid
van een arbeidsplaatsenovereenkomst onder ogen
moet durven zien, wanneer de bedrijfsstructuur
niet meer zodanig is of kan zijn dat je die plaat
sen kunt garanderen. Het verontrust onze fractie
wel sterk dat wij voortdurend worden geconfron
teerd met een beleid dat er geen blijk van geeft
een zodanige ontwikkeling te kunnen voorzien dan
wel te kunnen volgen dat tijdig overleg plaats
vindt over de op handen zijnde maatregelen en de
daarmee samenhangende gevolgen. In dit verband wil
ik verwijzen naar hetgeen uw college in april van
het afgelopen jaar nadrukkelijk heeft gevraagd aan
de raad van bestuur van ENKA. Ik hoor nu dat u af
gelopen woensdag bent geïnformeerd en ik vraag mij
af wat dan de toezegging van die kant waard is dat
men u voortdurend op de hoogte zou houden van de
voortgang van het in uitzicht gestelde onderzoek
proces. Ik wil ook herinneren aan het verlangen
van het college dat allereerst alternatieven voor
wat betreft de te nemen maatregelen in overleg met
het ministerie van Economische Zaken tot op de bo
dem zouden moeten worden uitgezochtNamens de
fractie vraag ik u dan ook of dit regelmatig is
gebeurd en wat het onderzoek met Economische Zaken
in feite heeft opgeleverd. Bent u voortdurend op
de hoogte gehouden of bent u pas woensdag jongstle
den met de feitelijke situatie geconfronteerd?
Het zij erkend dat de plaatselijke overheid
niet bij machte is en ook niet tot taak heeft in
te grijpen in het bedrijfsgebeuren, maar wel is
zij in sterke mate betrokken bij de gevolgen van
grote werkloosheid. De overheid heeft naast de ge
deelde zorgen van de slachtoffers van een zeer te
leurstellende gang van zaken in dat bedrijf mede
de zorg voor de opvang, de begeleiding en het mo
gelijk stimuleren van omscholing van de betrokke
nen. Overigens is gezegd het bevreemdt mij