585
25 FEBRUARI 1980
aantal arbeidsplaatsen geen doorgang zal vinden.
Daarbij dient er tevens op te worden gewezen dat
het tot hun verantwoordelijkheid moet worden gere
kend een stuk nieuwe vervangende werkgelegenheid
te creëren. Onzes inziens dient de raad uit te
spreken dat de aangekondigde vermindering van het
aantal arbeidsplaatsen niet aanvaardbaar is. Al
eerder is gesteld dat Breda-groeistad tot 1987
14.000 nieuwe arbeidsplaatsen dient te creëren. Er
zal druk moeten worden uitgeoefend, tezamen met
overlegorganen, ondernemingsraden, b.l.g.'s, ge
meentebestuur, provincie, BOC's, stadsgewest, in
dustrieschap enzovoorts. Ook het C.D.A. schrijft
in zijn brief van 22 februari over het mobiliseren
van krachten, en dat is het ook wat volgens ons
moet gaan gebeuren.
In uw verklaring van 18 april 1979 heeft u de
raad van bestuur verzocht u op de hoogte te houden
van de voortgang van het onderzoek, waarover ook
door de heer Van Banning een vraag is gesteld. Ver
volgens hebt u in die verklaring gesteld dat het
in het voornemen lag zo spoedig mogelijk contact
op te nemen met de minister van Economische Zaken
en het college van Gedeputeerde Staten. Mag ik ver
nemen welke de reactie van de betreffende minister
is geweest?
De heer TEN WOLDE: Bij het vernemen van der
gelijke berichten die op een zo korte termijn be
trekking hebben sta je even sprakeloos en dat gold
heel duidelijk ook voor onze fractie. De discus
sies rond de werkgelegenheid bij ENKA dateren al
van 1972 en de continue onzekerheid waarvan sprake
is geeft uiteraard aanleiding tot een zeer onbe
vredigd gevoel bij de werknemers die hierbij di
rect betrokken zijn. Ik meen dat wij als raad over
dat soort aspecten nauwelijks behoeven te discus
siëren. De heer Van Banning heeft er al op geduid
dat het tegenwoordig noodzakelijk is dat een stuk
je duidelijkheid bestaat in de relatie tussen over
heid, bedrijfsleven en plaatselijke