589
25 FEBRUARI 1980
waarover wij zeggenschap moeten hebben, blijkt
duidelijk dat er binnen deze raad breuken liggen.
Mijn standpunt is dat wij het niet mogen laten bij
het scheppen van een gunstig vestigingsklimaat.
Bijvoorbeeld in Delfzijl zijn miljoenen geïnves
teerd, maar de bedrijven komen niet en dat geldt
ook voor andere plaatsen. Ik meen dat er sprake
moet zijn van een sociaal-economisch systeem,
waarbinnen een wezenlijke invloed op de investe
ringen kan worden uitgeoefend. Ik zie dat dan ze
ker niet als een eerste taak van de gemeentelijke
overheid, maar wel als een taak voor de mensen die
bij het bedrijf werkzaam zijn. De besluitvorming
binnen de bedrijven zal moeten worden gedemocrati
seerd en er zal inzicht in de gang van zaken moe
ten ontstaan. Als het huidige systeem overeind
wordt gehouden kunnen we wel blijven roepen dat we
te laat worden ingelicht, want men heeft er vaak
alle belang bij om te laat inlichtingen te ver
strekken. Men kan wel klagen over het feit dat
ENKA bedrijven naar andere landen verplaatst, maar
dat zal toch niet kunnen worden voorkomen, gelet
op het feit dat permanent wordt geweigerd kapitaal-
vluchten en verplaatsing van bedrijven tegen te
gaan, waarvoor de landelijke overheid instrumenten
zou kunnen ontwikkelen. Je komt dan voor dit soort
situaties te staan. De enige weg is dat wordt ge
streefd naar een andere maatschappijstructuur en
ik denk dan ook dat de lokale overheid moet kiezen
voor een andere opstelling dan het houden van dit
soort vergaderingen.
De heer VAN BANNING: Mag ik de heer Garritsen
bij interruptie vragen of in landen met een ander
systeem de werkgelegenheidssituatie gunstiger is
dan in dit land? Misschien kan de heer Garritsen
daarvan voorbeelden noemen.
De heer GARRITSEN: In landen met een planeco
nomie kan de arbeid wel worden verdeeld. Bij dit
systeem komt het voor dat sommige mensen tachtig