593
25 FEBRUARI 1980
De heer DREEF: Ik neem aan dat u Sikkens be
doelt.
Wethouder SANDBERG: Inderdaad, neem me niet
kwalijk.
Ik meen dat de heer Dreef terecht heeft opge
merkt dat de gemeente blijvend zal worden gecon
fronteerd met een teruggang in de industriële werk
gelegenheid. Dit is geen proces dat zich uitslui
tend in Breda afspeelt en het speelt zich ook niet
alleen in Nederland af, maar in het gehele geïn
dustrialiseerde westen en öök nog een keertje
daarbuiten. Naast onze inspanningen om dit soort
processen zo veel mogelijk te faseren en eventueel
stop te zetten, moet daarom mijns inziens met name
de grote kracht worden gevonden in het scheppen
van voorwaarden waardoor arbeidsplaatsen als alter
natief elders worden geschapen. Natuurlijk moeten
wij daarover praten, enerzijds met bedrijfsleidin
gen die beslissingen moeten nemen over het afbou
wen van afdelingen en werkgelegenheid, en ander
zijds met bonden en bedrijven, die voornemens zijn
zich hier te vestigen c.q. zich verder willen uit
breiden, om mogelijkheden te scheppen voor de na
tuurlijke expansie die zij nodig hebben.
De heer Dreef heeft verder gevraagd naar de
reactie van de ministers. Zojuist heb ik in de
richting van de heer Van Banning al gezegd dat de
minister van Economische Zaken heeft verklaard
de minister van Sociale Zaken heeft zich daarbij
aangesloten dat het vaker voorkomt bij dit
soort grote bedrijven dat ergens een onderdeel
wordt gesloten en ergens anders weer onderdelen
worden geopend c.q. worden geherstructureerd, met
een daarmee gepaard gaande uitbreiding van de werk
gelegenheid, maar dat de locatie Breda wel wat erg
vaak met inkrimpingen wordt geconfronteerd, ter
wijl de investeringen in groeisectoren kennelijk
elders plaatsvinden. Mijns inziens heeft Breda er
als groeistad ten volle het recht op dat een
soortgelijke investering in een groeisector ook