617 25 FEBRUARI 1980 juridische gronden dermate grote bezwaren tegen dat de raad, wanneer hij zou willen besluiten die weg in te slaan, beter meteen principieel "neen" tegen de verkoop van het slachthuis kan zeggen. De beide participanten zitten dan namelijk niet meer op de zelfde golflengte. Overigens wijs ik er in de richting van de heer Dreef op dat de kopers ons meermalen hebben verklaard bereid te zijn rechtstreeks overleg te plegen met de F.N.V., maar dan wel ieder afzonder lijk voor zijn eigen onderneming. Aan het adres van de heer Van den Wijngaard moet ik zeggen dat ik niet precies weet of een voorlopig koopcontract als zodanig wel moet worden gesloten. Uit wederzijdse schriftelijke intentie verklaringen blijkt dat er, wanneer uw raad met dit principebesluit akkoord gaat, een wilsovereenkomst bestaat waar geen van beide partijen zich dan meer aan kan onttrekken. Zo uw raad met het principebe sluit instemt bestaat er de facto een voorlopig koopcontract onder voorbehoud uiteraard van uw bevoegdheden als raad en de bevoegdheden van gedeputeerde staten. De heer VAN DEN WIJNGAARD: Bedoelt u daarmee de brief van 11 september 1979 van de grossiers? De zes grossiers verklaren zich daar in principe bereid tot overname van het openbaar slachthuis. Wethouder SANDBERG: Zo uw raad vanavond tot eenzelfde positieve uitspraak zou komen, dan be staat er in principe een wilsovereenkomst die ove rigens in nadere uitwerkingen al veel verdergaand is vastgelegd en die uiteraard in de vergadering van mei a.s. op grond van een uitvoerig preadvies pas uiteindelijk wordt goedgekeurd. Een principe uitspraak van de raad op dit moment, met de inten tieverklaring van de zes ondernemers die tezamen een rechtspersoon gaan vormen, duidt op een wils overeenkomst die door beide partijen is vastgelegd. Door de kopers is duidelijk de intentie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 617