637 25 FEBRUARI 1980 onderhavige voorstel akkoord gaan, zij het dat er toch nog een aantal vragen is blijven liggen. Het is u bekend dat in de commissievergadering tot driemaal toe het beleidsplan aan de orde is ge weest, dat steeds weer terug is gegaan naar het college. Wij zouden graag van het college vernemen wanneer wij het beleidsplan tegemoet kunnen zien. Wij verzoeken hiermee spoed te betrachten, want het is ons bekend dat het personeel van De Beyerd het gehele gebeuren met zorg gadeslaat en dat is niet goed voor de gang van zaken. Naar aanleiding van hetgeen de heer De Brou wer over een interim-commissie heeft gezegd zouden wij willen voorstellen om dit punt in de periode, waarin wij in onzekerheid verkeren, steeds op de agenda van de commissie cultuur te plaatsen zodat wij er in die commissie uitvoerig over kunnen pra ten. Wij zouden een toezegging van de wethouder te dien aanzien bijzonder op prijs stellen. Wethouder SANDBERG: De heer De Brouwer en ik zijn het in ieder geval eens over een punt dat in vrijwel elke discussie wordt bevestigd, namelijk dat er in elk geval naar de mening van het col lege nog geen aanwijzingen zijn dat de bestuurs- commissievorm ex artikel 61, juncto 63, niet de meest gewenste is. Aan de andere kant vind ik wel dat een dergelijke uitspraak integraal verbonden is aan de raadsuitspraak over de toekomstige be leidslijn met betrekking tot De Beyerd. Het gaat mij wat te ver om daar nu reeds op vooruit te lo pen door te zeggen dat voor de toekomst van De Beyerd altijd een bestuurscommissie ex artikel 61 de beste vorm zal zijn en dat die dus moet worden gecontinueerd. U weet dat de gedachten van het college gaan in de richting van doorgaan met de bestuurscommissie ex artikel 61, maar het is een feit dat de raad daarover anders kan besluiten zo hij daartoe redenen aanwezig acht. Het verwachtingspatroon van de heer De Brou wer ten opzichte van het preadvies van het college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 637