25 FEBRUARI 1980
638
is niet al te hoog gespannen, maar misschien is de
verrassing dan straks des te groter als hij toch
een preadvies vindt waar ook hij zich mee zou kun
nen verenigen. Ik wil daar op dit moment echter
niet nader op ingaan, want dat is buiten de orde.
Een ander punt is de vraag, of het wenselijk
zou zijn om nu voor hopelijk zeer korte tijd;
ik kom daar zo dadelijk nog op terug een andere
constructie met elkaar te gaan bedenken: een aan
tal raadsleden onder leiding van de functiewethou
der, die zich dan met de bestuurlijke aangelegen
heden rond De Beyerd zouden moeten gaan bezighou
den. Ik ben daar bepaald geen voorstander van, want
het zou betekenen dat we met elkaar een bestuur
lijke escapade gaan ondernemen die nergens op is
gebaseerd. Het preadvies dat a.s. woensdag in het
college wordt besproken zal daarna zo spoedig mo
gelijk aan de commissie worden voorgelegd en daar
mee is ook de wens van de heer Gielen gehonoreerd
om in de vergaderingen van de commissie cultuur
die ons resten in ieder geval over de problematiek
van De Beyerd te spreken. Ik heb goede hoop dat de
raad spoedig daarna een uitspraak ten principale
over de Beyerd-problematiek en over de beleidslijn
kan doen, waarmee een stukje bestuurlijke impasse
zo snel mogelijk uit de weg zou worden geruimd.
Tot die tijd moeten wij ons mijns inziens aan de
bestaande voorschriften houden en ons niet met on
duidelijke bestuurlijke escapades inlaten. Als er
geen bestuurscommissie meer is ligt de verantwoor
delijkheid bij het college en de raad kan daarin
ingrijpen door het college ter verantwoording te
roepen, maar dat kan nooit door enkele raadsleden
onder leiding van de wethouder ter verantwoording
te roepen.
De heer Oomen spreekt terecht van een moeilij
ke situatie voor het personeel. Wij hebben tamelijk
indringend en langdurig met de commissie van ad
vies en bijstand voor cultuur gesproken over deze
problematiek, ik heb zelf overleg met het perso
neel gepleegd, de staf heeft overleg met het