25 FEBRUARI 1980 640 De heer OOMEN: Veronderstel dat de commissie de dag na uw collegebesluit had besloten dat de tentoonstelling niet door zou gaan, had uw college dat dan weer terug kunnen draaien? Wethouder SANDBERG: Ik vind dat de besluitvor ming daarover in handen moet zijn van het insti tuut dat daarvoor de verantwoordelijkheid kan en mag dragen. Als er een bestuurscommissie is die zegt "stoppen" en als zij daarmee niet buiten haar bevoegdheden treedt, in die zin dat zij in een le gale vergadering bijeen is waarbij het quorum aan wezig is, dan had dat besluit inderdaad genomen kunnen worden; dat is correct. Het moet op een ge geven moment echter wel duidelijk zijn dat, als er geen besluiten genomen kunnen worden, de continuï teit in ieder geval op een zodanige wijze geregeld is dat men niet zonder besluit de tentoonstelling onmogelijk kan maken. Dat is de strekking van het collegebesluit geweest. Wat nu verder te doen? De heer Oomen kiest voor continuering van de oude opzet, althans op dit moment, want hij kent het nieuwe preadvies van het college nog niet. Ik meen te mogen opmerken dat de rest van de commissie al of niet vanuit verschillende optieken in de vele indringende discussies die inmiddels hebben plaatsgevonden toch tenminste een stuk evaluatie heeft doorge maakt en dat er verdieping van de verschillende ideeën heeft plaatsgevonden, hetgeen een beetje in tegenspraak is met de stellingname van handhaving van uitsluitend de oude opzet De heer OOMEN: Mag ik even interrumperen? Wethouder SANDBERG: Overigens heb ik er geen behoefte aan op dit moment verder in te gaan op het preadvies met betrekking tot de toekomstige beleidslijn voor De Beyerd, want dat komt op een ander moment aan de orde. De vraag, hoe de procedure met betrekking tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 640