655 25 FEBRUARI 1980 aangelegenheid niet geheel uit de besprekingen kan worden weggelaten. De heer TEN WOLDE: Ter wille van de tijd zal ik het kort houden. Wij hebben vanavond om ongeveer 19.00 uur een debat over werkgelegenheid gevoerd en het is bekend dat Breda zo langzamerhand be schikt over erg weinig bedrijfsterreinoppervlakte. Dat betekent dat wij bij het vaststellen van be stemmingsplannen steeds weer een keuze moeten doen met betrekking tot de plaats, waar wij nog bepaal de bedrijfsactiviteiten zouden willen huisvesten. Ik was in dit verband blij met de opmerking van de heer Van de Steenoven, dat er op een gegeven mo ment een keuze tussen wonen en werken zal moeten worden gemaakt. De heer Garritsen neemt het op voor de enkele huisjes en ik heb alle respect voor de situatie die ter plaatse ontstaat, maar wij zullen ter plaatse gewoon een beleidskeuze moeten maken. Gezien de ligging van het terrein in rela tie tot de situatie in de Spoorbuurt, waar wij voor andere beleidsdoelstellingen hebben gekozen, meen ik dat wijrekening houdend met de behoefte aan werkgelegenheidsterreineninderdaad de voor gestelde keuze zullen moeten maken. In die zin on derschrijft mijn fractie ten volle de voorgestelde hoofdkeuze in die zin, dat het accent in het onder havige gebied op bedrijventerrein wordt gelegd. Ik ben het met de heer Goos eens dat in de ruimtelij ke ordeningsprocedures Hinderwet-zaken bepaald niet verward moeten worden met de doeleindenom schrijving van bedrijfsvestigingen, omdat in de Hinderwet-procedure alle mogelijke zekerheden met betrekking tot aan de bedrijven te stellen veilig heidseisen ook met het oog op de toekomst zijn ingebouwd. Willen wij ons centrum ook in de richting van de Haagse Beemden aantrekkelijker ma ken, dan is het duidelijk dat juist dit terrein een bijzonder geschikte vestigingsplaats voor be drijven en zogenaamde volumineuze goederen is. Wij kunnen ons met betrekking tot de afdoening van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 655