657
25 FEBRUARI 1980
vraagt of het college bereid is in een vroegtijdig
stadium met de bewoners te overleggen met het oog
op de alternatieve woonruimte en de onzekerheid op
lange termijn. Ik geloof dit wel te kunnen toezeg
gen. Er staat in het preadvies en bij de afhan
deling van de bezwaarschriften is het ook vermeld
dat er eigenlijk pas sprake is van een situatie
waarin wij de woonbestemming kunnen opgeven, als
er alternatieve woonruimte voor de bewoners is ge
vonden. Dit dient een hard gegeven te zijn en het
is in deze specifieke situatie goed dat de heer
Van de Steenoven een duidelijke toezegging van het
college vraagt. Er zal mijns inziens vroegtijdig
overleg móeten plaatsvinden, enerzijds in het ka
der van investeringen die men misschien toch nog
zou willen doen en anderzijds omdat ik met collega
Paulussen weet dat het invullen van de alternatie
ve woonbestemming pas op termijn kan worden gerea
liseerd, gezien de andere urgentiepunten die bin
nen de gemeente Breda een rol spelen. Ik stel mij
dan ook voor dat mevrouw Paulussen en ik eens rond
de tafel gaan zitten en in algemene zin een middel
lange termijn "prikken" waarover wij met de bewo
ners van een gesprek zullen aangaan; ik wil u dat
graag toezeggen.
De discussie over het bedrijventerrein is ont
stellend moeilijk, vooral als Mermans ten tonele
wordt gevoerd. Is Mermans nu gevaarlijk of niet?
Emotioneel gezien is het natuurlijk bijzonder ge
makkelijk om te zeggen dat het bedrijf gevaarlijk
is, maar anderzijds kan ik er namens het college
op wijzen dat de inspecteur volksgezondheid zich
met dit soort zaken bemoeit en adviezen uitbrengt.
Het is niet zo dat wij vluchten in de argumentatie
van een ander of dat wij ons achter een ander wil
len verschuilen, maar ik meen dat zich juist bij
de genoemde instantie de benodigde deskundigheid
bevindt en dat men op adviezen van de inspecteur
volksgezondheid kan afgaan. In de commissie is ge
zegd en u hebt het ook in het preadvies gezien
dat de bedrijvenlocatie in nauw overleg met de