663 25 FEBRUARI 1980 kregen, terwijl wij dat nu onverantwoord vinden. Die stations hebben nu een vergunning en het is bijzonder moeilijk om ze die vergunning weer af te nemen, reden waarom ik van mening ben dat wij in dezen uiterst voorzichtig moeten zijn. Het gaat mij tot slot dit in de richting van de heer Van de Steenoven niet om een dogma tiek in die zin, dat wij overal waar ruimte is maar woningen moeten neerzetten. Op dit moment staan in het betreffende gebied echter woningen waar mensen erg veel waarde aan hechten en ik vind dat je, als je een bestemmingsplan voorbereidt voor zo'n gebied waar zoveel mensen bij betrokken zijn, toch op z'n minst De heer VAN DE STEENOVEN: Ik vind dat de heer Garritsen demagogisch bezig is! Hij zegt "zoveel mensen"maar het gaat hier om een klein aantal mensen die natuurlijk behoorlijk behandeld moeten worden en goede alternatieve huisvesting moeten krijgen, hetgeen overigens ook door de wethouder is toegezegd. Als je ter plaatse een woonbestem ming realiseert voor vele mensen, die er nu niet wonen maar die er straks wel komen wonen omdat ze een woning krijgen toegewezen, dan neem je een veel veelomvattender besluit dan alleen voor de mensen die er momenteel wonen. Politiek is, juist in de sfeer van de ruimtelijke ordening, het maken van keuzes en in dit specifieke geval zullen wij op een bepaald moment moeten kiezen voor een be drijventerrein; dat hebben wij ook hard nodig, daar hebben wij straks al over gesproken. De heer GARRITSEN: Dat bestrijd ik ook hele maal niet. Het gaat mij er om dat je, als je een bestemmingsplan ontwikkelt voor een gebied waar mensen wonen, de bewoners daarbij moet betrekken en niet zonder meer de woonfunctie van het gebied ter discussie moet stellen. Het gaat hier niet al leen om de mensen van de Etnastraat, maar ook om de mensen van de Slingerweg e.o. Mijns inziens had

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 663