706 20 MAART 1980 KLEEDACCOMMODATIES OP DE SPORTCOMPLEXEN LO- VENSDIJKSTRAAT EN POSTILLONSTRAAT(W) De heer DE BROUWER: Uit het raadsvoorstel leid ik af dat het de bedoeling is de kleedaccom modaties aan te passen aan de eisen van de K.N.V.B. Bij onze fractie rijst de vraag, hoe ver de ge meente met haar medewerking aan dergelijke projec ten moet gaan. Houden de diverse sportorganisaties wel voldoende rekening met de beperkte middelen van verenigingen en van overheden? Wordt hierover overleg gepleegd door organisaties als de K.N.V.B. met bijvoorbeeld de Vereniging van Nederlandse Gemeenten? Kortom, wij hebben de indruk dat het gevraagde bedrag buiten proportie is. De heer VEELENTURF: In tegenstelling tot de opmerkingen van de heer De Brouwer kan ik zeggen dat mijn fractie met dit voorstel bijzonder blij is. Lang geleden zijn er toezeggingen gedaan, de mensen zitten te wachten, de nood is hoog en wij zijn er erg blij mee dat de aanpassing nu -- ho pelijk nog dit seizoen kan worden gerealiseerd. Wethouder WELSCHEN: Ook ik ben er wel geluk kig mee dat we een programma kunnen uitvoeren waarbij allerlei sportvoorzieningen wat meer bij- de-tijds worden gemaakt. Ik geloof dat dat een goede ontwikkeling is en dat de normen wat dat be treft niet overdreven zijn. Het gaat immers om warm en koud stromend water, kleedaccommodaties enzovoorts en ik denk dat we daar langzamerhand wel aan toe zijn. Iets anders is dat de heer De Brouwer vraagt of sportorganisaties hun normen vaststellen na o- verleg met degenen die de uitvoering van de werk zaamheden moeten financieren: in 90% van de geval len overheidslichamen.Van zulk overleg is nauwe lijks sprakeSportorganisaties kunnen hun normen nogal snel wijzigen.Ik kan daarvan een hele"straal" voorbeelden noemen, maar één zal voldoende zijn: als de hockeybond bijvoorbeeld op een gegeven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 706