714
20 MAART 1980
belangrijk is.
U hebt gezegd dat men nu eerst eens ervaring
met het extra halve uur zal opdoen. Ik ben van me
ning dat we daarmee moeten oppassen. Een half uur
is zeer kort en het is denkbaar dat er in het be
gin een aardige toeloop is, maar dat de mensen dan
toch te lang moeten wachten doordat alles zich
juist op dat halve uur toespitst. Het kan dan ge
beuren dat na korte tijd iedereen weer terug
vloeit naar de tijden waarop het bureau altijd al
open was, waaruit echter niet de conclusie moet
worden getrokken dat het extra halve uur niet no
dig was. Ik zou,in dit opzicht een waarschuwing
willen laten horen.
De heer OOMEN: Ik dank u, mijnheer de voor
zitter, voor uw toezeggingen. De heer Garritsen
heeft opgemerkingen gemaakt over de koopavond, een
punt waarop ik ook in de pers ben aangevallen. In
dit verband wijs ik erop dat onze suggestie om
eens over openstelling op de koopavond na te den
ken, juist is gegrond op een zich wijzigend ar
beidspatroon. De meeste mensen werken overdag,
steeds meer vrouwen gaan overdag werken, wat ik
toejuich, en ik denk dat het tegen die achtergrond
zinnig is dat de koopavond, nu hij er eenmaal is,
dan ook kan worden gebruikt voor activiteiten bij
het bureau burgerlijke stand en aanverwante afde
lingen. Het lijkt mij goed te onderzoeken of er
in die richting een mogelijkheid is. Ik weet dat
er in het verleden proeven zijn genomen die wei
nig uithaalden, maar aangezien de situatie toen
anders was, ben ik van mening dat openstelling op
de koopavond toch nuttig zou kunnen zijn.
De heer GARRITSEN: De bezwaren richtten zich
niet tegen het gewijzigd koopgedrag. De bezwaren
tegen openstelling tijdens de koopavond waren van
geheel andere aard. Ik neem aan dat u dat weet.
De heer OOMEN: Ja, ja.
De VOORZITTER: Dat is weer een ander verhaal