20 MAART 1980 719 blijkt men zich ook in het geheel niet te houden. De heer TAKS: Het ter tafel liggende voorstel heeft uiteraard de instemming van de V.V.D.-frac tie. De heer Garritsen heeft onze opvatting al aangekondigd: de vieringen van 30 april, van 4 mei en van 5 mei hebben een nationaal karakterKonin ginnedag, de herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en het lustrum van de bevrij ding zijn alle vieringen waarbij het gehele Neder landse volk zich betrokken kan voelen, ongeacht ieders maatschappelijke, levensbeschouwelijke of politieke achtergrond. Daarom is het bijzonder te betreuren dat door de opstelling die de heer Gar ritsen zojuist ten aanzien van de viering van 30 april heeft gekozen, dit voorstel niet met algeme ne stemmen door de raad kan worden aanvaard. De P.S.P. beschouwt de monarchie als achterhaald en daarom is de heer Garritsen tegen het aanwenden van gemeenschapsgeld voor de viering van Koningin nedag; hij heeft daarvoor overigens andere bewoor dingen gekozen die dermate onder de maat zijn, dat ik ze niet in de mond wil nemen. De houding van de heer Garritsen lijkt uiter mate consequent, maar die rechtlijnigheid heeft veel meer te maken met de ongenuanceerde manier waarop de heer Garritsen politiek pleegt te be drijven dan met de principiële voorkeur voor de republikeinse regeringsvorm. De heer GARRITSEN: Kunt u dat toelichten? Het is mij volstrekt onduidelijk wat u daarmee bedoelt. De heer TAKSIk geloof dat iedereen in de raad u zojuist goed heeft beluisterd. De woorden die u hebt gebruikt, de formulering, de samenhang en de context waarin u uw woorden hebt geplaatst, zijn dermate onder de maat, dat ik daarvoor zeker het oordeel "ongenuanceerd" kan gebruiken. Ik druk mij dan uiterst zorgvuldig en gematigd uit. Zoals gezegd: de houding van de heer Garrit sen heeft veel meer te maken met de ongenuanceerde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 719