20 MAART 1980
721
De heer GARRITSEN: Ik begrijp hier helemaal
niets van! Dat heeft toch niets te maken met het
beschikbaar stellen van gelden voor dit soort ac
tiviteiten? Het afleggen van een eed staat daar
toch volstrekt los van?
De VOORZITTER: Mijnheer Garritsen, wilt u an
deren nu eerst laten uitspreken. Is de heer Taks
uitgesproken?
De heer TAKSIk was aan het pogen maar
uiteraard zijn mijn pogingen ijdel de heer Gar
ritsen tot andere inzichten te brengen. Ik zal
mijn pogingen nu maar staken. Het valt bijzonder
te betreuren dat de heer Garritsen zo weinig open
staat voor overleg en dat hij zo star aan zijn
standpunt wenst vast te houden.
Ik wil nog een enkele opmerking maken over
hetgeen de heer Oomen heeft gezegd met betrekking
tot de verruiming van het karakter van de herden
king van 4 en 5 mei. De heer Oomen staat niet al
leen: een dergelijk pleidooi horen we van diverse
kanten, de laatste jaren misschien steeds vaker.
De V.V.D.-fractie is echter vooralsnog van deze
verruiming geen voorstandster. De herdenking van
de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de
herdenking van de herwinning van de nationale on
afhankelijkheid na vijf jaren van nationaal-socia-
listische onderdrukking zijn naar onze mening na
melijk voor de beleving van een Nederlander van een
wat andere betekenis dan de herdenking van gebeur
tenissen die niet zo nauw met de eigen Nederlandse
geschiedenis verbonden zijn. Ik kan mij heel goed
voorstellen dit ligt trouwens buiten het ter
rein van deze raad dat er een nationale feest
dag zou komen, gewijd aan de mensenrechten. Een
dergelijke Dag voor de Mensenrechten zou ik zeer
zinvol vinden, maar de invoering van zo'n feestdag
zou naar onze mening niet mogen betekenen dat 4 en
5 mei als nationale herdenkingsdagen plaats zouden
moeten maken. Deze herdenkingsdagen moeten hun
oorspronkelijke karakter behouden.