20 MAART 1980
739
algemene zaken aandacht zullen besteden. Ik teken
daarbij aan dat er aanstaande dinsdag waarschijn
lijk nog geen gelegenheid is en dat de gedachten-
wisseling ook enigszins zal moeten worden voorbe
reid zodat we precies tegen elkaar kunnen zeggen
waar het om gaat. In ieder geval wil ik deze toe
zegging graag doen.
Onder erkenning van het gelijk van de heer
Taks in deze zin is het college toch van mening
dat, gezien de bijzondere omstandigheden die tij
dens de begrotingsbehandeling op 14 februari j.l.
bestonden die bijzondere omstandigheden hoef ik
niet uit te leggen de moties terecht zijn "ge
parkeerd". Dit is toen voor het eerst gebeurd; het
is eigenlijk een vrij uniek verschijnsel geweest
dat zich nog niet had voorgedaan. Bijzondere om
standigheden zijn er naar het oordeel van het col
lege vanavond weer, tengevolge van het "incident"
van 2 miljoen. Hoewel er dus voor de stelling
van de heer Taks alles te zeggen is, zouden wij
van de zijde van het college begrip willen vragen
voor de bijzondere situatie die zich nu twee keer
achter elkaar heeft voorgedaan. Wij persisteren
bij de opvatting die we vóór de schorsing hebben
uitgesproken: bepaalde moties zouden naar onze me
ning pas moeten worden behandeld wanneer duide
lijkheid omtrent de noodzaak tot wijziging van de
begroting is ontstaan. Volgens gedane toezeggingen
zal de raad informatie bereiken over de opvattin
gen die het college over de kwestie van de 2 mil
joen heeft. Die opvattingen kunnen ertoe leiden
dat begrotingswijzigingen worden voorgesteld en
het college doet dan ook een beroep op de raad de
behandeling van de moties nr. 5, nr. 6 en nr. 7
uit te stellen totdat de eerder genoemde duidelijk
heid is verkregen. Deze moties hebben natuurlijk
iets met de begroting te maken en het lijkt ons
juist bij ons standpunt te blijven en de raad te
verzoeken pas in dat stadium tot behandeling van
deze moties over te gaan.
Ik ga nu even voorbij aan de opmerkingen van