742 20 MAART 1980 zelf vrij snel naar de raad doorgestuurd, iedereen weet wat er aan de hand is en ik vind dat men nu op formele gronden een noodzakelijke discussie uit de weg gaat. Als de meerderheid van het college in haar opvatting volhardt, zal ik van mijn kant het voorstel van orde moeten doen de brief van 14 maart j.l., waarin het college mededelingen doet met be trekking tot de ontwikkelingen inzake de financi ële positie voor 1980 en volgende jaren, op de agenda te plaatsen, opdat erover kan worden gedis cussieerd. Ik denk dat een dergelijke discussie zinnig is en dat het duidelijk moet zijn hoe de gemeente zich ten opzichte van dit soort bezuini gingsoperaties van de rijksoverheid opstelt. Het belangrijkste argument dat ik in dezen wil aanvoeren, is het volgende. Als we de begro tingsbehandeling normaal hadden afgewerkt en in november/decemberzoals in vele gemeenten gebeurt, de begroting hadden vastgesteld, dan waren aller lei besluiten al lang genomen.Ook in zo'n situatie zouden we met de plannen van het rijk zijn gecon fronteerd maar nu door het lakse optreden van het college de behandeling van de begroting en de meer jarenbegroting telkens is uitgesteld, zijn sommige mensen van het uitblijven van bepaalde besluiten direct de dupe geworden. Wanneer we bijvoorbeeld al eerder een besluit over de herinrichtingspremie zouden hebben genomen, waren we een heel stuk ver der geweest en ik denk dat het college dan niet zo gauw de politieke moed zou hebben gehad om een der gelijke beslissing ongedaan te maken. De betrokke nen komen er door de werkwijze die men heeft ge volgd wel heel slecht af. Zoals gezegd: als het college in zijn opvatting volhardt, doe ik het voorstel van orde de brief van 14 maart j.l. op de agenda te plaatsen. De VOORZITTER: Ik wil eerst de overige leden vragen desgewenst te reageren op de mededelingen die ik zojuist heb gedaan. De heer TAKS: Ik ben u, mijnheer de voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 742