748 20 MAART 1980 De heer GARRITSEN: Ik vind dat het standpunt dat enkele fracties vermoedelijk gaan innemen van een zeer apolitieke opstelling getuigt. Bovendien acht ik het ook uit financieel oogpunt zeer onge wenst af te zien van een discussie over een onder werp dat voor Breda van het grootste belang is: een bezuiniging van 2 miljoen voor 1980 en be zuinigingen die nog miljoenen guldens hoger zijn voor de komende jaren. Van de zijde van de V.V.D. is letterlijk gezegd dat we van dit onderwerp geen politieke zaak zouden moeten maken. Ik ben van me ning dat het juist volkomen een politieke zaak is en dat men de discussie niet uit de weg moet gaan. Natuurlijk kunnen we ons over de brief nog geen finaal afgerond oordeel vormen, maar het lijkt mij nodig een eerste discussie te voeren waarin de fracties kunnen aangeven wat hun mening over de brief is en welke gedragslijn zij zouden willen volgen. Ik denk dat men zeker een standpunt zal kunnen innemen, omdat de materie waarschijnlijk al uitgebreid in de fracties in discussie is geweest. De P.v.d.A.-fractie heeft te kennen gegeven dat zij zich reeds met de materie heeft beziggehouden en ik neem aan dat de C.D.A.- en de V.V.D.-fractie hetzelfde hebben gedaan. Van de heer Taks heb ik begrepen dat hij de kwestie wel degelijk heeft be studeerd en ik meen daaruit te mogen afleiden dat hij over de inhoud van de brief toch wel een oor deel zal hebben. De plannen van de rijksoverheid op sociaal-economisch gebied staan reeds maanden lang ter discussie: vandaag zijn op grootse wijze acties gevoerd. Als men dan hier zegt dat er geen politieke zaak van het onderwerp mag worden ge maakt en dat een discussie nu ongewenst is en dit terwijl de maatregelen, nogmaals gezegd, in het vlees van de gemeente snijden is men naar mijn mening als gemeenteraadslid volstrekt onver antwoord bezig en gaat men zijn verantwoordelijk heden uit de weg. Men gaat nu op de formele toer om te beargu menteren dat er geen agendapunt zou zijn waarbij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 748