750 20 MAART 1980 14 februari 1980. 31.1.MOTIE INZAKE DE INDIENSTTREDING VAN VROUWEN BIJ DE GEMEENTEPOLITIE BREDA. Eerder in de vergadering is mededeling gedaan van een door de indieners in de oorspronke lijke motie aangebrachte wijziging. De heer OOMEN: Ik vind het zeer plezierig dat het college de motie in de gewijzigde vorm over neemt. In ons fractieberaad, waarvan we het colle ge kennis hebben gegeven, hebben we overwogen dat de tweede alinea onder "spreekt als zijn mening uit" als een te nauwe uitleg van de alinea daarbo ven kan worden beschouwd. Door het gestelde achter het tweede gedachtenstreepje te laten vervallen, willen wij u, mijnheer de voorzitter, de gelegen heid geven eens rustig te bekijken hoe u aan het gestelde achter het eerste gedachtenstreepje uit voering wilt gaan geven.Al met al zijn wij verheugd over het overnemen van de motie. Mevrouw SAELMAN-BOELENMijnheer de voorzit ter. Ik had zojuist het woord gevraagd, maar u gaf eerst de heer Oomen het woord. Op zichzelf is dat niets bijzonders; ik wil er echter op wijzen dat ik nog de kans zou krijgen een verklaring af te leggen over de vraag, waarom wij aan de besluitvor ming over de moties deelnemen. De vraag is gesteld door de heer Garritsen en door de heer Crul namens de P.v.d.A.-fractie en ik wil de beantwoording niet uit de weg gaan. Het lijkt mij goed dat ik mijn verklaring vóór de afhandeling van de moties afleg. Ik vind het vervelend dat ik nu midden in een dis cussie over een motie het woord krijg, maar anders komt dit punt niet meer aan de orde. De VOORZITTER: Dat is het vraagstuk dat eer der vanavond aan de orde is geweest. Ik zet leden van de raad niet tot het afleggen van verklaringen aan en ik vraag mij af of er behoefte aan een ver klaring is. Constaterend dat die behoefte in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 750