752
20 MAART 1980
Aldus wordt besloten.
Aan de orde is voortzetting van de behandeling
van motie nr. 1.
De heer TAKS: Mijnheer de voorzitter. U hebt
zojuist om korte stemverklaringen gevraagd; het
spijt mij dat ik in dit geval niet aan dat verzoek
kan voldoen. Het gaat hier om een buitengewoon be
langrijke motie, met name door hetgeen de heer
Oomen op 14 februari bij wijze van toelichting
heeft gezegd. Ik meen dat een dergelijke motie
een fundamentele benadering verdient, maar ik zal
overigens proberen mijn betoog zo vlug mogelijk
af te ronden.
De V.V.D.-fractie staat er zeker niet afwij
zend tegenover dat er meer vrouwen worden aange
steld in de executieve dienst van de politie. Dat
ligt ook geheel in de lijn van de maatschappelij
ke ontwikkeling. Het is echter een gegeven feit
dat de achterstand die in Breda, vergeleken met
andere steden, in dit opzicht bestaat slechts zeer
geleidelijk zal kunnen worden ingelopen, omdat de
sterkte van het Bredase korps de komende jaren
geen uitbreiding zal ondergaan, zodat een aanzien
lijke uitbreiding van het aantal vrouwelijke po-
litie-ambtenaren uitgesloten is. De uitbreidings
mogelijkheid beperkt zich tot het natuurlijk ver
loop.
Wij zijn van opvatting dat mannen en vrouwen
bij het vervullen van opengevallen plaatsen ge
lijke kansen moeten krijgen. De meest geschikte
sollicitant moet worden benoemd, ongeacht of het
een man of een vrouw betreft. Er bestaan voor zo
ver onze informatie reikt volgens het geldend per
soneelsbeleid voor de gemeentepolitie in Breda
geen principiële bezwaren meer tegen het aanstel
len van vrouwelijk personeel, zodat mag worden
aangenomen dat het aantal vrouwen, ook in de exe
cutieve dienst, op den duur zal toenemen en dat
uiteindelijk de verhouding mannen/vrouwen ten gun
ste van de vrouwen zal verschuiven.