754 20 MAART 1980 komen. De motie vraagt nog slechts om een flinke uitbreiding van het aantal vrouwelijke ambtenaren in de executieve dienst, zonder dat wordt aangege ven langs welke weg het gestelde doel moet worden bereikt. De heer Oomen heeft gezegd dat hij dit laatste graag aan de burgemeester overlaat, maar de heer Oomen bedoelt mijns inziens een aanzien lijke uitbreiding binnen niet al te lange termijn. Ik neem aan dat ik dat goed heb begrepen. De heer OOMEN: Ik geef de burgemeester graag de gelegenheid om dit met zijn medewerkers nu eens mooi "uit te plussen". Als er het volgende jaar nog niets is gebeurd, dan gaan we opnieuw in debat. De heer TAKSIk meen te hebben aangetoond dat het aantal vrouwelijke politie-ambtenaren slechts zeer geleidelijk zal kunnen toenemen en dat pas op de lange duur de verhouding mannen/ vrouwen zal veranderen. Dat is echter zeker niet bedoeld met de woorden "een flinke uitbreiding". Vandaar mijn vraag aan u, mijnheer de voorzitter: denkt u het gevraagde in deze vorm te kunnen rea liseren? Mij lijkt dat de enige aanvaardbare mogelijk heid om het aantal vrouwen te doen toenemen zou zijn dat men bij het wervingsbeleid, zoals dit bij andere diensten ook gebruikelijk is, vrouwen die geschikt zijn en aan de normen voldoen, in het bijzonder attendeert op de mogelijkheid om te solliciteren. Het gevolg hiervan is: meer geschik te vrouwelijke sollicitanten, dus een grotere kans op benoeming. Als dit ook de bedoeling is van de heer Oomen, als hij dus niet verder wil gaan dan dit een wezenlijk andere opzet dan de oorspron kelijke motie had en als ook u, mijnheer de voorzitter, de woorden "een flinke uitbreiding" op deze wijze interpreteert, dan komt de motie met onze" bedoelingen overeen. In dat geval lijkt de motie ons niet onaanvaardbaar, maar als de heer Oomen hoger gespannen verwachtingen heeft dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 754