24 JANUARI 1980
76
uitgesproken, maar de vraag of met de vorming van
een provincie-nieuwe-stijl West-Brabant zou kun
nen worden ingestemd heeft de gewestraad toen fei
telijk onbeantwoord gelaten. Het gevaar is niet
denkbeeldig dat de gewestraad bij de behandeling
van de vraagpuntennota zich wederom in vaagheid
zal hullen, wat in politieke zin zal worden uit
gelegd als afwijzing van de vorming van de provin
cie West-Brabant door de direct betrokkenen zelf.
Het ligt naar onze mening in de lijn van het ge
meenteraadsbesluit van 15 februari 1979, waarbij
de gemeenteraad een voorlopige voorkeur heeft
uitgesproken voor West-Brabant als provincie-
nieuwe-stijl, dat het college zich in verbinding
stelt met het dagelijks bestuur van het stadsge
west met het dringende verzoek om in het voorstel
aan de gewestraad een duidelijke keuze te maken
vóór de provincie West-Brabant. Zo dit nog niet
is gebeurd, vertrouw ik dat de wethouder zal toe
zeggen dat het alsnog en zo spoedig mogelijk zal
gebeuren
Het is momenteel niet bekend of ook de ge
meenten bij de stadsgewestelijke standpuntbepaling
zullen worden ingeschakeld. Mocht dit niet het ge
val zijn, dan is het naar onze mening van belang
dat Breda toch zijn opvattingen kenbaar maakt,
zowel aan het dagelijks bestuur van het stadsge
west en het provinciaal bestuur, als aan de minis
ter van binnenlandse zaken en de Tweede Kamer-com
missie voor binnenlandse zaken. Dit kan dunkt mij
eventueel gebeuren door het college, op basis van
het raadsbesluit van 15 februari 1979, of bij
voorkeur door een standpuntbepaling van de
raad over de vraagpuntennota. Graag verneem ik of
het college het belang van een Bredase standpunt
bepaling over de vraagpuntennota onderschrijft en
welke weg het voornemens is daartoe te bewandelen.
Naar onze opvatting is het zeker juist dat
het college de ontwerpbegroting 1980 tegen de
achtergrond van de reorganisatieplannen van de
regering heeft beoordeeld en daarom heeft gespeurd