17 APRIL 1980 796 Wethouder VAN DUN: Naar mijn beste weten spreken wij nu over agendapunt 14, bijlage nr. 133, een voorstel met betrekking tot onderhandse aanbe steding van de verbouwing van de stadsschouwburg. Ik denk dat de heer Garritsen het voorstel slechts gedeeltelijk citeert. Het is namelijk niet alleen een kwestie van tijd: er staat ook in het voorstel dat de verbouwing van de stadsschouwburg zeer spe cialistisch werk is. Deze twee argumenten de tijd en het specialistische karakter van de werk zaamheden hebben ons mijns inziens terecht de raad doen voorstellen tot onderhandse aanbesteding over te gaan. Bovendien vind ik het nogal merkwaar dig dat de heer Garritsen onbewezen uitspraken over mala fide praktijken van bedrijven in de bouwnij verheid doet. Naar mijn mening kunnen we gewoon ter sprake brengen de heer Garritsen weet dat evengoed als ik dat we er niet te allen tijde van kunnen uitgaan dat een openbare aanbesteding goedkoper c.q. duurder zou zijn dan een onderhand se aanbesteding. Ik vind dat hier in het kader van een goed bestuur een goed voorstel aan de raad wordt voorgelegd. De heer GARRITSEN: De wethouder spreekt over specialistisch werk, maar dat geldt natuurlijk voor vrij veel activiteiten. Naar mijn mening zul len bij een openbare aanbesteding bedrijven in schrijven die het werk denken aan te kunnen. De dienst kan dan zelf wel beoordelen of een bedrijf het inderdaad aan kan.Het argument "specialistisch werk" spreekt mij in dit verband in het geheel niet aan. In eerste termijn heb ik gesproken over be paalde praktijken in de bouwwereld. Er zijn in dit verband allerlei gevallen bekend, ook in de wegen bouw; de rijkspolitie is diverse dingen op het spoor. Ik wil helemaal niet suggeren dat er in Breda dingen fout zouden gaan, maar het gaat mij erom dat je dergelijke aspecten in de standpuntbe paling ten opzichte van onderhandse aanbestedingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 796