813 17 APRIL 1980 gebeuren, waarbij wij de bedoeling hebben dat het zicht op de doelmatigheid in de loop van de tijd duidelijk naar de commissie toe zal blijven komen. We denken daarbij aan het gehele ambtelijk appa raat en aan alle apparaten die daarmee te maken hebben. Het moet niet zo zijn dat de raad vanavond een verordening goedkeurt en dat vervolgens het apparaat op pad gaat zonder dat de commissie en de raad nog bij de gang van zaken worden betrok ken: er dient in ieder geval regelmatig contact over deze materie te worden onderhouden. De heer DE BROUWER: Inhakend op de opmerkin gen van de beide vorige sprekers wil ik het vol gende naar voren brengen. Artikel 42 van de con cept-verordening bepaalt dat de directeur/afde- lingschef verantwoordelijk is voor een doelmatige besteding van het aan zijn huishouding/afdeling toegewezen budget; daarbij heeft ook de comptabele een zij het beperkte taak. Onze fractie vindt dit te enen male onvoldoende. Ook al kan een directeur of afdelingschef geacht worden de doelmatigheid te kunnen beoordelen, het gevaar van bedrijfsblind heid is voortdurend aanwezig. Zoals een accountant vooral de rechtmatigheid van de uitgaven bewaakt, zo zou ook een externe instantie de doelmatigheid van de uitgaven moeten bezien. De instelling van een algemene rekenkamer op gemeentelijk of regio naal niveau moet, zo menen wij, serieus worden overwogen. Voorts moet voor de individuele burger de mo gelijkheid worden geschapen om vermoede of gecon stateerde verspillingen binnen het ambtelijk appa raat vertrouwelijk ter kennis te brengen van de commissie bedrijven. Bovendien zijn wij van mening dat het niet juist is de eerder genoemde verant woordelijkheid volledig bij ambtenaren te leggen. Hiermee gaat men namelijk voorbij aan de specifie ke opdracht van de gemeenteraad en van het college van burgemeester en wethouders. Graag zullen wij het oordeel van het college hierover vernemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 813