17 APRIL 1980
814
Wethouder BROEDERS: Ik verkeer enigszins in
moeilijkheden: als we de aangesneden punten uit
puttend zouden willen behandelen, zouden we daar
aan nogal wat tijd kunnen besteden. Of er daardoor
echter veel duidelijkheid zou ontstaan, waag ik te
betwijfelen, in de eerste plaats omdat ik misschien
zelf niet in staat ben grotere duidelijkheid te
verschaffen, maar in de tweede plaats omdat ik het
gevoel heb dat een behandeling van de diverse on
derdelen van dit voorstel voor een belangrijk deel
van de raadsleden enigszins aan de aandacht en de
interesse zal ontgaan.De kwestie van de financiën,
het beheer van de financiën, de controle op de fi
nanciële gang van zaken en de controle op rechtma
tigheid en doelmatigheid is immers een ingewikkeld
geheel.In de commissie financiën hebben we daaro
ver een- en andermaal gesproken. Als we dan ook
nog niet alleen over de automatisering in totali
teit als gegeven gaan spreken, maar daarbij tevens
de feitelijke uitwerking van het automatiserings-
gegeven betrekken, dan zullen we naar ik verwacht
nogal over de interessesfeer van de raad heenschieten.
Toch wil ik proberen in hoofdzaken over de
ter tafel liggende stukken iets te zeggen. Voor
het geval dat mijn beantwoording tekorten vertoont,
wil ik de raad en met name de commissie financiën
voorstellen dat in commissieverband nog op een en
ander wordt teruggekomen.
Terecht heeft de heer Peeters geconstateerd
dat één van de redenen van de verandering in de
automatisering gelegen is. Hij heeft daarbij aan
getekend ik heb zijn bedoeling op dat punt niet
precies begrepen dat het college de ontwikke
ling in dezen als een feitelijkheid beschouwt.
Naar mijn mening dienen wij het inderdaad als een
feitelijkheid te beschouwen dat in onze gemeente
lijke administratie, zowel bij de diensten en be
drijven als bij de algemene dienst, het automati
seringsproces al vrij ver is gevorderd. Dat is ge
woon een feitelijkheid: Breda houdt zich hiermee
al jarenlang bezig, er zijn op dit gebied