17 APRIL 1980
816
het G.A.S., de mogelijkheden en de moeilijkheden
die er liggen en de wijze waarop Breda in dat ge
heel het best zijn standpunt zou kunnen bepalen.
Met betrekking tot de interne en de externe
controle meen ik het algemeen te moeten zeggen dat
het zeer verstandig is tot een zódanige inrichting
te komen, dat mensen op elkaar een soort natuur
lijke controle uitoefenen, zonder dat de controle
tot een soort politietaak wordt. Je moet niet alle
handelingen door dezelfde mensen laten verrichten,
maar je moet tot een zekere scheiding komen, zodat
als het ware een natuurlijke controle ontstaat.
Als je je administratie goed hebt opgebouwd en ook
goed uitvoert, scheelt dat ook aanzienlijk in de
kosten van externe controle. Degene die zich met
externe controle bezighoudt hoeft dan namelijk een
aantal werkzaamheden niet meer uit te voeren en
kan volstaan met steekproeven.
Met betrekking tot de inhoudelijke controle
staat naar ik meen in de stukken dat deze bij de
afdelingschefs of directeuren ligt. Zij geven de
opdrachten voor betalingen en zij kunnen nagaan of
deze opdrachten naar hun wijze van zien op de meest
juiste wijze zijn uitgevoerd. Verder wordt gecon
troleerd of is voldaan aan alle bepalingen, de ad
ministratieve voorschriften en de verordeningen;
deze controle wordt uitgevoerd door mensen die
zich daarmee in een eigen taakopdracht en met
rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college
kunnen bezighouden.
Op het gebied van de functiescheiding zijn er
naar mijn mening uitzonderingen, omdat je iets
niet tot in het absurde kunt doorvoeren. De functie
waarover de heer Peeters heeft gesproken is naar
ik mij meen te herinneren van dusdanig kleine om
vang, dat een scheiding niet doelmatig zou zijn.
Overigens zou ik de heer Peeters willen voorstel
len in de commissie financiën nog eens op dit on
derwerp terug te komen, omdat ik mijn bewering op
dit ogenblik niet met exacte cijfers kan waarmaken.
Uit het betoog van de heer Peeters heb ik
