81 24 JANUARI 1980 dezelfde groeimogelijkheid gelden die voor de ge meenten geldt. Het stadsgewest is voortgekomen uit de gemeenten; de gewestelijke taken zijn van oor sprong gemeentelijke taken. Tot slot wil ik ter gelegenheid van deze be grotingsbehandeling de aandacht vragen voor een praktisch probleem dat de heer Ten Wolde en ik bij ons werk als gewestraadslid hebben ervaren. Vooral bij onze deelname aan het werk van de stadsgewes telijke commissies van advies en bijstand blijkt nogal eens dat we onvoldoende op de hoogte zijn van het onderleg dat tussen het stadsgewest en de gemeente Breda op ambtelijk en bestuurlijk niveau wordt uitgevoerd. Dit wordt door ons als een gemis ervaren, omdat commissieleden uit andere gemeen ten veelal burgemeesters en wethouders ui teraard wèl volledig van de contacten tussen hun gemeenten en het stadsgewest op de hoogte zijn, waardoor zij vaak doeltreffender de belangen van de eigen gemeente kunnen bepleiten. Naar onze me ning zou het een goede zaak zijn als de wethouder voor de coördinatie van stadsgewestzaken nu en dan informatie zou kunnen verstrekken aan de Bredase afgevaardigden naar de gewestraad. Uiteraard be hoort deze informatieverstrekking een vrijblijvend karakter te hebben. Uitgangspunt moet blijven dat de Bredase gemeenteraadsleden niet als lasthebbers van de gemeente Breda maar als bestuurders van het stadsgewest optreden en dat zij hun eigen verant woordelijkheid hebben. Op grond daarvan hebben zij tot taak de belangen van de eigen gemeente en het belang van de stadsgewestgemeenten gezamenlijk te-r gen elkaar af te wegen. In voorkomend geval kan dat betekenen dat het stadsgewestelijk belang pre valeert, Het zal duidelijk zijn dat het laatste ook geldt voor de door de gewestraad op 29 febru ari aanstaande te behandelen begroting 1980, De heer EISSENS: Ik zal het, mijnheer de voorzitter, conform uw en onze wens, kort houden en een stukje van mijn algemene beschouwingen over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 81