849 17 APRIL 1980 gaan belasten. Op grond hiervan zijn wij van me ning -- en dat hebben we ook in de commissie ken baar gemaakt dat het voorstel van de heer Dreef niet zou moeten worden gevolgd. Desondanks heeft de P.v.d.A.-fractie om haar moverende redenen haar voorstel gehandhaafd. In ons beraad zijn wij tot de conclusie gekomen dat een regeling naar analogie van hetgeen voor com missies van advies en bijstand geldt maar er zal dan een desbetreffende bepaling in de ontwerp verordening moeten worden opgenomen bij de C.D.A.-fractie geen bezwaar zal ontmoeten. Wij vinden het evenwel onpraktisch als twee wethouders permanent de vergaderingen van de adviesraad moe ten bijwonen. Vervolgens iets over de motie die "amendement nr. 2" wordt genoemd. Terecht heeft de wethouder erop gewezen dat over een evaluatie reeds in de commissie economische zaken is gesproken. Men vond het een goede gedachte de gang van zaken na een jaar eens te evalueren, mede met het oog op de vraag of de vergaderingen van de adviesraad al dan niet openbaar zouden moeten zijn. De wethouder heeft als voorzitter van de commissie een derge lijke evaluatie toegezegd en ik vind het evenals de heer Neeb nogal overdreven dat dan ook nog eens in een motie of amendement te willen beves tigen. Hiermee is men, denk ik, voldoende van het standpunt van de C.D.A.-fractie op de hoogte. Als het college meent naar analogie van de situatie bij de commissies van advies en bijstand een ope ning te moeten creëren, zal de C.D.A.-fractie daarin zeker kunnen meegaan. De heer HENDRIKSEN: Naar aanleiding van de opmerkingen van mevrouw Saelman heb ik er behoefte aan om vanuit de commissie sociale zaken iets te zeggen. In die commissie is op 19 september j.l. een ongevraagd advies aan het college geformuleerd, waarin wordt gevraagd te bevorderen dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 849