24 JANUARI 1980 84 onderschrijven dan ook het bezwaar tegen de uit breiding van de afdeling ordeningszaken. Bij hoofdstuk I tekenen wij nog het volgende aan. Onze fractie is van mening dat leden van het dagelijks bestuur van het stadsgewest, voor zover zij full-time-bestuurders zijn, geen vergoeding voor hun werk in het stadsgewest zouden dienen te krijgen, Ook tegen de desbetreffende post op de begroting maakt onze fractie nadrukkelijk bezwaar. De hoofdstukken II en III van het preadvies hebben betrekking op de verzorgende taken van het stadsgewest: de brandweer en de gezondheidsdienst. Hoewel uiteraard ook naar deze onderdelen van de begroting zeer kritisch moet worden gekeken, ligt de situatie hier toch anders dan bij de ordenings- taak, want wat ook de toekomst van het stadsgewest moge zijn, de brandweer en zeker de gezondheids dienst zullen blijven bestaan. Het is dus niet re delijk de uitgroei van deze diensten, voor zover die noodzakelijk is, af te remmen in afwachting van de ontwikkelingen. Het kan immers nog jaren duren voordat er enige zekerheid bestaat over de mogelijke vorming van hetzij een provincie, hetzij een gewest West-Brabant. Rond de stadsgewestelijke brandweer zijn er problemen met betrekking tot de 7%-regeling. Al langere tijd zien de buurgemeenten met lede ogen aan dat zij aanzienlijk meer moeten bijdragen dan de gemeente Breda. Er zal iets moeten gebeuren en in deze situatie is een duidelijke stellingname ten opzichte van de begroting niet goed mogelijk. In de begroting voor de gezondheidsdienst -- hoofdstuk III van het preadvies wordt behoorlijk gesnoeidzonder verdere inhoudelijke motivering. De commissie algemene zaken, waarin dit preadvies is behandeldis overigens niet de aangewezen "club" om de begroting van de gezondheidsdienst inhoudelijk te beoordelen. Het zou zo moeten zijn dat de functionele commissie een advies uitbrengt aan de commissie algemene zaken, iets wat uiter aard ook voor de brandweer geldt. In de commissie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 84