17 APRIL 1980 850 wethouder van sociale zaken deel zal uitmaken van het toekomstig adviescollege, waardoor tevens de meervoudige betrokkenheid van de overheid bij deze materie gestalte zal krijgen. Op dat ogenblik was mevrouw Saelman het met die formulering van harte eens en er is ook een brief van een dergelijke in houd naar het college gegaan. Ik constateer op dit ogenblik dat mevrouw Saelman haar instemming ei genlijk intrekt. Op grond van een "juridische foef" van de heer Sandberg komt mevrouw Saelman nu tot de conclusie dat de realisering van hetgeen zij in september heeft gevraagd, voldoende is toegezegd. Volgens mij echter zijn we er met ons allen van op de hoogte dat de procedure die van de kant van het college naar voren is gebracht, in feite geen zo den aan de dijk zet. Als mevrouw Saelman echt bo venop procedures wil zitten, zal zij daarvan dan ook afstand moeten nemen. De heer GARRITSEN: Omdat ik vrij fundamentele bezwaren tegen het gehele voorstel heb, ben ik van mening dat eventuele amendering het voorstel niet minder verwerpelijk zal maken. Overigens: nu één amendement afgewezen dreigt te worden, ben ik be nieuwd tot welke opstelling dit bij de P.v.d.A. zal leiden. Het werkgelegenheidsberaad waarover men het in de verkiezingstijd had, is immers nu toch wel behoorlijk uitgekleed. Wat er nu tot stand komt, is mijns inziens niet wat de P.v.d.A. tijdens de onderhandelingen verwachtte. Ik neem aan dat men daaraan consequenties zal verbinden. De heer DREEF: Kunt u dat begrip "uitkleden" nog wat concreter maken? De heer GARRITSEN: U hebt zelf gesproken over een commissie ex artikel 61 waaraan een stuk be leid zou kunnen worden overgedragen. Daarnaast wijs ik op het sociaal aspect, dat uw partij te recht zwaar laat meewegen...

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 850