855
17 APRIL 1980
stelde, niet door mij wordt gesteund. U ging daar
wèl van uit.
De VOORZITTER: Ik kom daar direct nog wel
even op terug.
De heer EISSENS: Mijnheer de voorzitter. Hoe
wel ik het u niet wil aandoen, moet ik nu toch om
een korte schorsing vragen.
De VOORZITTER: U doet het mij niet aan, u
doet het ook uzelf aan!
De heer EISSENS: Dat weet ik, maar daar zijn
we zelf bijl
De VOORZITTER: Wij zullen de vergadering nu
onderbreken, opdat u zich gedurende korte tijd
kunt beraden over de vraag of u een amendement in
dient en, zo ja, welk. Ik schors de vergadering.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik
heb begrepen dat er nog net op tijd tijdens de be
handeling van het voorstel een nieuw amendement
zal worden ingediend en dat de heer Van Banning
daartoe het woord verlangt. Ik stel voor na de in
diening van het amendement niet verder te beraad
slagen, tenzij er stemverklaringen nodig zijn, en
meteen tot besluitvorming over te gaan.
De heer VAN BANNING: Naar analogie van het
geen een lid van het college zojuist heeft gezegd
acht de C.D.A.-fractie het minder juist de evalu
atieperiode van een jaar af te wachten en vervol
gens pas tot wijziging over te gaan. Wij pleiten
ervoor thans reeds aan artikel 3 een lid 5 toe te
voegen, luidende:
"Elk lid van het college van burgemeester en
wethouders mag in elke vergadering van de