868 21 APRIL 1980 u kunt in ons voorstel lezen waarop wij dan doe len dit mèt inspraak. Wanneer dat beleidsplan wordt opgesteld zal blijken dat de commissie die naar onze mening dient te worden ingesteld tegen hetzelfde probleem aan zal lopen als de inmiddels afgetreden commissie. Ik doel dan op het feit dat de verordening niet helemaal klopt en dat die moet worden verbeterd op het punt van het bestuurlijk functioneren. Verder zal men aanlopen tegen het feit dat de begroting niet voldoende mogelijkheden biedt om een beleidsplan, wat voor beleidsplan dan ook, uit te voeren. In ons voorstel is aangegeven dat met name dat aspect door de commissie zal moe ten worden aangekaart, waarna wij er als bestuur lijk orgaan over dienen te beslissen. Vervolgens wijs ik er nog op dat in ons voor stel onder punt 6.b specifieke aandacht is gewijd aan de educatieve functie in relatie tot de in ontwikkeling zijnde activiteiten, een punt dat in 1976 mijns inziens minder duidelijk lag dan op dit moment. Punt 6.c van ons voorstel is voor ons erg belangrijk. Wij zijn van mening dat een concept beleidsplan met de modernste methoden van inspraak, welke door uw college ook zijn neergelegd in de vuistregels voor de inspraak in de notitie van 19 december 1979, en tevens met betrokkenheid van de bevolking tot stand moet worden gebracht. Onze fractie meent dat het beleidsplan dan brede steun van de bevolking zal ondervinden, waardoor de cul tuur écht bij de bevolking kan komen. Ik wil voorts nog even ingaan op wat mevrouw Saelman heeft gezegd. Ik geef toe dat haar opvat ting wel wat sterk verkort is weergegeven en ik wil daarom haar volledige minderheidsstandpunt aangegeven. Zij heeft gezegd dat naar de mening van D'66 sprake moet zijn van presentatie van het allerbeste op het gebied van beeldende kunst, mu ziek en film. Uiteraard mag de D'66-fractie in deze raad die mening hebben. Het laatste deel van wat zij verklaarde geeft precies het verschil in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 868