874 21 APRIL 1980 uit de notulen van april 1976. Het oude voorstel, dat in die vergadering door de raad werd aanvaard, was na jarenlange inspraak tot stand gekomen. Het onderhavige voorstel is alleen met de commissie overigens wel verschillende malen en met slechts enkele groeperingen besproken. In feite is naar onze mening het oude uitgangspunt, een centrum voor beeldende kunst, overeind gebleven. Het voorstel is niet onderworpen aan inspraak in gevolge de vuistregels voor de inspraak, die door het college zelf zijn vastgesteld. Kan het college ons meedelen waarom dat niet is gebeurd? Ik moet het college vervolgens dank zeggen voor de cijfers die het heeft verstrekt over be dragen die in vergelijkbare steden voor cultuur worden uitgetrokken. Zij tonen aan dat de kunste naars die de manifestatie "Breda, schaam je!" en vervolgens de manifestatie "Kunst en vliegwerk" hebben gepresenteerd, waarbij onder andere die cijfers naar voren kwamen, gelijk hadden. Nida Oudejans heeft in een wat ludiek schema de cul- tuurschaamte van Breda aangegeven en daarbij ge zegd dat voor wat de uitgaven betreft Breda zeer schandalig diep is gezonken. Uiteraard is het aan onze raad te bepalen wat voor cultuur moet worden uitgegeven en ik ben van mening dat het bedrag daarvoor moet worden verhoogd als het niet vol doende is, maar nog belangrijker is het mijns in ziens dat er een beleid wordt gevoerd dat brede lagen van de bevolking bereikt, hetgeen naar onze mening met dit voorstel niet zal gebeuren. Ik wil tenslotte opmerken dat het college tot een cultureel centrum wil komen dat niet een bos bloemen bevat, maar slechts één, overigens ook mooie, bloem, namelijk een orchidee. Een orchidee hoort in een klein vaasje thuis of door karton om geven achter plastic. De mensen mogen er wel naar kijken, maar zij mogen er eigenlijk niet aan komen. Ik wil eerst het antwoord van het college afwach ten en daarna zal ik overwegen of ik deze bloem aan het college moet aanbieden, bij wijze van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 874