21 APRIL 1980
883
het voorstel van de Parij van de Arbeid in het ge
heel niet kunnen onderschrijven.
Tenslotte wil ik iets zeggen over de achter
stand waarvan men beweert dat die ten aanzien van
de sector cultuur zou bestaan. Dit punt zal aan de
orde komen bij de accommodatienota en in het kader
van de bezuinigingen. De gegevens welke in het
voorstel zijn vermeld leren ons dat in ieder geval
de beeldende kunst niet tekort komt, maar dat er
wel weinig geld zou zijn voor beroepsopera, kunst
zinnige vorming, amateuristische kunst en het
eigen museum. Ik zal graag van het college horen,
en dan eigenlijk niet alleen van de wethouder van
cultuur het is jammer dat the grand old man van
het college nu niet aanwezig is, want ik had graag
zijn mening daarover gehoord of er inderdaad
sprake is van een financiële achterstand voor wat
betreft de sector cultuur in Breda.
De heer DE BROUWER: Hoewel dat misschien niet
gebruikelijk is, wil ik in de eerste plaats de
heer Kammeraat bewieroken voor het goede betoog
dat hij heeft gehouden. Ik heb met aandacht daar
naar geluisterd en dat geldt ook voor Mies Saelman.
Thans wil ik tot de hoofdzaak komen. Als het
voorstel van burgemeester en wethouders wordt aan
genomen is Breda een cultureel centrum armer en,
althans op papier, een centrum voor beeldende
kunst rijker, waarbij u het woord "rijker" voor
wat ons betreft tussen aanhalingstekens mag plaat
sen. De wens van D'66 om te komen tot een volwas
sen kunstcentrum voor Breda gaat hiermee slechts
voor een zeer beperkt deel in vervulling. De oude
verordening bood de Beyerd alle mogelijkheden om
uit te groeien tot zo'n kunstcentrum. In onze vi
sie zou het een podium moeten worden voor al het
geen in Nederland en daarbuiten wordt gebracht aan
kwalitatief goede kunst. Het voorstel van b. en w.
snoeit op té rigoureuze wijze, waardoor een arme
tierige boom met slechts één tak ontstaat. Er wordt
té rigoureus gesnoeid, omdat niet alleen de twijgen