21 APRIL 1980 893 zozeer zijn beroerd door de zaak van de kunst. Het zou mij een lief ding zijn geweest wanneer wij hierover nog uren hadden kunnen praten. Helaas heb ik het op mij genomen snel en zakelijk in te gaan op de verordening inzake de bestuurscommissie. Om dat ik zelf namens de raad zitting heb gehad in de bestuurscommissie van de Beyerd zal ik dit onder werp voor mijn rekening nemen. In de tijd waarin die commissie nog in functie was zijn mij verschil lende dingen als zeer storend opgevallen, die ik ook verschillende malen in de richting van de wet houder en van bestuur en kabinet heb geuit. Ik heb bijvoorbeeld gewezen op het feit dat de beleids lijn reeds door de raad was uitgezet en dat dit één van de redenen was waarom het beleidsplan zo'n slap aftreksel werd. Verder heb ik gezegd dat wij naar mijn mening om dit te vermijden een keuze moesten maken uit de richtlijnen van de raad, aan gezien het ons toegedachte takenpakket toch veel te groot was, en dat daarin dus toch een reden lag om een beleidsplan te maken. In haar minderheids standpunt heeft onze fractie ook een keuze naar voren gebracht. Wij werden steeds op de vingers getikt, met name door de Partij van de Arbeid, om dat wij ons niet precies aan de opdracht hielden. Wij vroegen ons af waarom er dan nog een beleids plan moest komen. Verder heb ik naar voren gebracht dat het functioneren van de commissie werd bemoei lijkt doordat wij de directeur noch mede hadden uitgekozen noch mochten ontslaan. Die directeur fungeerde wêl als secretaris van de commissie en nam derhalve een uiterst centrale plaats in. Voorts was de directeur ook bij vergaderingen aanwezig, wat het bespreken van zaken met betrekking tot de uitvoering van de uitgezette lijn door de staf zeer bemoeilijkte. Wij hebben gezegd dat wij een be stuurscommissie een goede verworvenheid van de de mocratie vinden, en wij hebben dat steeds weer ge zegd. Wij droegen evenwel naar buiten toe een gro te verantwoordelijkheid ten aanzien van zaken waar over wij hoegenaamd niets te vertellen hadden. De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 893