21 APRIL 1980 901 stond voor een groot gedeelte al centraal in de Beyerd; zij was één van de poten waarop die was gebaseerd. Beeldende kunst moet inzichtelijk wor den gemaakt en worden begeleid en uiteraard wil dat niet zeggen dat de muziek, de audio-visuele middelen, de fotografie en de expressie eruit moe ten, want dat zijn nu juist de hulpmiddelen waar van de beeldende kunst zich bedient. Zij alle te zamen vormen de ondersteunende elementen van het nieuwe beleid. Beeldende kunst vraagt op zichzelf om kwaliteit en een planmatige aanpak en niet om een los-vast tentoonstellinkje, tussen alle andere activiteiten door. Als men daarvoor durft te kie zen, betekent dit dat de Beyerd als gebouw niet per definitie hèt onderkomen is voor alle koffie concerten die in deze stad worden gegeven, maar de mogelijkheid van koffieconcerten in de Beyerd wordt ook niet uitgesloten. In elk geval zullen die con certen dan wel een samenhang moeten vertonen met alle overige activiteiten. Deze keuze houdt ook niet in dat de toneelactiviteiten uit de Beyerd zullen verdwijnen. Er zal toneel blijven, maar dan wel in samenhang met de totaliteit van het program ma. Hetzelfde geldt voor film en voor alle andere culturele activiteiten in onze stad. Ik zeg ook niet dat de directie van de Beyerd en de bestuurs commissie van de Beyerd in een ivoren toren moeten gaan zitten en vanuit hun wijsheid moeten gaan be palen welke activiteiten in de Beyerd zullen plaatsvinden. De Beyerd, die de rol van intermedi air tussen de activiteiten zal vervullen, moet open staan voor impulsen uit onze stad. Hij moet dus open staan voor culturele impulsen. Er zal sprake moeten zijn van een wisselwerking, waarbij de Beyerd in onze stad voedt en anderzijds vanuit de stad wördt gevoed. Ik geloof dat wij straks na 25 jaar niet terug zullen gaan naar af, maar dat wij juist met nieuw elan naar de toekomst toe gaan. Ik heb er best begrip voor dat Hubert Leyendeckers ten tonele wordt gevoerd. De tentoonstelling van Leyendeckers geeft precies aan waar we in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 901