908 21 APRIL 1980 te geven, rekening houdend met de prioriteiten waaraan in deze stad aandacht moet worden gehou den. Ik geef toe dat de cultuur hier laag zit, maar ik moet tevens opmerken dat Breda in totali teit qua inkomsten laag zit. Je kunt nu eenmaal niet aan de inkomstenkant laag zitten en aan de uitgavenkant hoog, want dat zou in elk geval een niet sluitende begroting opleveren en daarop is het collegebeleid niet gericht. Ik wil voorts wij zen op de groeipercentages ten aanzien waarvan we er duidelijk wat beter van af komen. Aan de ande re kant vormen die groeipercentages ook een aan leiding om te veronderstellen dat het nog vele jaren zal duren voordat wij met ons uitgavenniveau in de middenmoot terecht zullen komen. Ik kom ook nog even terug op het directeuren- overleg. Ik heb zojuist al een historisch beeld geschetst van wat er is gebeurd. Wanneer dit pre advies wordt gevolgd en de raad kiest voor een netwerk van culturele voorzieningen, dat tezamen door al de verschillende instellingen wordt gedra gen, hoort daar naar mijn oordeel impliciet bij dat de directeur van het stedelijk museum en de directie van de Beeldenaar aan het stafoverleg deelnemen. Met het bestuur van de Stichting Grote Kerk wordt momenteel nog bilateraal overleg ge voerd, maar het lijkt mij goed dat ook dit bestuur in de toekomst wanneer het gaat om plannings- en programmeringsactiviteiten aan dat proces deel neemt. De heer De Brouwer sprak van het snoeien van twijgen en het afhakken van activiteiten. Ik heb getracht met mijn bewoordingen wat minder aan schouwelijk weer te geven dat ik niet voor snoeien ben. Wel hebben wij met elkaar een keus gemaakt, die impliciet een aantal dingen met zich brengt. Naar mijn mening zal dat niet leiden tot een terugval in het aantal bezoekers zoals de heer De Brouwer veronderstelt; ik geloof zelfs dat het tegendeel het geval zal zijn. Ik ben ervan over tuigd dat juist het geven van een stukje

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 908