912
21 APRIL 1980
De heer KAMMERAAT: U zei: "Ik maak géén
kunst
De heer OOMEN: Neemt u mij niet kwalijk, dan
heb ik het verkeerd gezegd. Waar het mij om gaat
is dat Jeroen Brouwers zoiets wel gezegd kan heb
ben, maar dat Jeroen Brouwers in zijn strijd ten
aanzien van andere literatoren juist aantoont, dat
de mensen met de literatuur aan de gang moeten en
niet alleen de literatoren. Dat is nu net het ver
schil met het citaat.
Voorts is de door mij in de cultuurcommissie
gedane uitspraak over een winkel van Sinkel aange
haald. Wat het mij citeren betreft werd halverwege
gestopt, maar in hetgeen werd aangehaald zit in
derdaad de kern van de zaak. Het gaat erom dat wij
wel een winkel van Sinkel willen, maar dat de men
sen zelf de keuze moeten maken. Daarin ligt het
verschil van mening, er dient een politieke keuze
te worden gemaakt omdat wij slechts de beschikking
hebben over beperkte financiële middelen. Als
overheid kun je niet alle cultuur mogelijk maken.
Ons vertrekpunt daarbij is u kunt dat in onze
notitie lezen de mensen en hun culturele be
langen. De heer Kammeraat is kennelijk vies van
het begrip "socialistische cultuurpolitiek", maar
als hij dat nu eens even wegdenkt en kijkt wat er
staat! In onze tekst staat, op bladzijde 7 van de
notitie: "Recht op cultuur heeft iedereen, cultu
rele activiteiten dienen zo dicht mogelijk bij de
mensen te worden gebracht." Alles wat ik nu aan
haal kan naar mijn mening ook rechtstreeks in het
C.D.A.-programma worden opgenomen. Voorts lees ik:
"Mensen dienen zoveel mogelijk gelegenheid te
krijgen om op allerlei manieren het culturele aan
bod zelf richting te geven." Dat is een prachtige
voor het C.D.A. en naar ik meen een nog betere
voor D'66! Daarna komen twee punten waarin inder
daad onze politiekekeuze wordt aangegeven: "Bij
het door de overheid beschikbaar stellen van mid
delen geven wij voorrang aan die groepen en mensen,