21 APRIL 1980 913 die hiervan nog weinig gebruik hebben kunnen maken. Culturele ontwikkelingen die bewustwording nastre ven hebben voor ons de hoogste prioriteit." Daarop kom ik straks in mijn antwoord aan D'66 nog terug. Dit is een principiële keuze die wij hier als raad moeten maken. Naar onze mening is het antwoord van het C.D.A. op ons initiatiefvoorstel vooral gericht op het beheersen van de bestuurlijke problemen, waarmee wij in de richting gaan van wethouder Sand- berg en het voorstel van het college. Dit is een naar ons oordeel niet duidelijke politieke keuze. Wij zijn niet bang voor een politieke cultuur, maar het gaat ons wel om cultuurpolitiek, waarbij de overheid er met haar beperkte middelen voor moet zorgen dat kunst voor de mensen een deel van hun leven wordt en waarbij zij onzes inziens een keuze dient te maken voor die groepen die van de mogelijkheden in dezen nog maar weinig gebruik hebben kunnen maken, een keuze die zo dicht moge lijk bij de mensen ligt. Door de heer Van Asseldonk is gezegd, dat dit voorstel alleen door onze partij wordt gedragen. Dat is wel duidelijk, maar het is ook duidelijk dat ons voorstel in het verlengde ligt van de reeds in april 1976 door deze raad aanvaarde visie, zo dat een en ander naar mijn mening op een bredere basis stoelt dan alleen die van onze partijIk wil het voorstel best nog eens aan inspraak onder werpen, maar naar ons oordeel gaat het om een voortborduren op de in april 1976 verwoorde visie. De heer VAN ASSELDONK: Maar daarmee was u het niet eens! De heer OOMEN: In januari 1976 waren wij het niet eens met de nota Van cultuur naar kuituur, in april 1976 hebben wij echter gezegd dat het bore- lingetje van de Beyerd een kans zou moeten krijgen. Daarmee waren wij het wel eens. Dat zult u waar schijnlijk niet willen bestrijden. Van de zijde van D'66 is gesteld, dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 913