91
24 JANUARI 1980
méér argumentaten zijn om de 2,35% niet automa
tisch op het stadsgewest van toepassing te verkla
ren.
De stijging met 2,35% van de algemene uitke
ring uit het gemeentefonds wordt grotendeels opge
soupeerd door een stijging van het aantal inwo
ners. Wanneer het aantal inwoners in een stad
stijgt, krijgt die stad een grotere uitkering. Als
je dat soort dingen middelt over heel Nederland,
kom je al op een belangrijk onderdeel van de 2,35%,
maar voor Breda zit dat dan helemaal niet zo lek
ker, want de stijging van ons aantal inwoners
loopt daarmee niet parallel. 2,35% stijging van
de algemene uitkering gaat in dat opzicht niet op
voor Breda, omdat wij het gedeelte dat er voor de
stijging van het inwonersaantal in zit, niet krij
gen. Voor ons zou dan een stijging van ongeveer
1,7% overblijven. Ook die 1,7% halen we niet vol
ledig, omdat in de algemene uitkering uit het ge
meentefonds ook verfijningsregelingen zitten waar
voor wij gedeeltelijk niet in aanmerking komen.
Er valt dus weer een deel weg en dan komen we al
dicht in de buurt van de 1%. Daaroverheen komt dan
de vraag, of het stadsgewest automatisch dit soort
stijgingen moet gaan volgen, terwijl een aantal
gemeenten bijvoorbeeld Breda de 2,35% niet
als reëel accrès heeft.
In die situatie mag naar mijn mening een stad
als Breda vanuit haar eigen financiële omstandig
heden het standpunt innemen dat het niet logisch
is als het stadsgewest automatisch de stijging van
2,35% gaat volgen. Voor bijvoorbeeld Breda geldt
immers de stijging niet in die vorm. Hiermee heb
ik de argumenten aangegeven die aan ons standpunt
ten grondslag liggen.
De heer Taks heeft vervolgens verklaard enige
moeite met de stelpost bijzondere personeelspro
blemen te hebben. Hierop wil ik bij de behandeling
van 'het amendement van mevrouw Muntjewerff graag
terugkomen. Hij heeft daarnaast gezegd dat de be
grotingsmethodiek op zichzelf beter is, iets wat