21 APRIL 1980
921
aspect van de programmering van eigen activiteiten
en onderlinge afstemming van eikaars activiteiten
in de toekomst een zeer belangrijk gebeuren zal
worden. In dit kader zal juist de samenhang tot
stand moeten komen.
Wanneer de raad met dit preadvies instemt zul
len wij ons, zoals is afgesproken, zeer binnenkort
een hele dag met elkaar terugtrekken ter bespre
king van de vraag hoe aan een en ander gestalte
zal moeten worden gegevenDat zal leiden tot een
aantal praktische afspraken ten aanzien van de
toekomstige vormgeving en ook de voortgangsproce
dure. Ik ben gaarne bereid daarover in de commis
sie culturele zaken, nadat wij hiermee enige prak
tijkervaring zullen hebben opgedaan, iets te ver
tellen. Ik kan op dit moment niet aangeven hoe het
precies zal gaan verlopen omdat wij hiermee nog
moeten gaan werken.
Tot de heer Oomen zou ik voorts nog willen
zeggen, dat wij de uitgaven in de sector cultuur
natuurlijk kritisch moeten bekijken en dat dan met
name in totaliteit omdat het levensgevaarlijk is
cijfertjes voor êén bepaalde activiteit af te zon
deren en daar een conclusie tegenaan te leggen.
Ten aanzien van bijvoorbeeld de kunstzinnige vor
ming heeft de heer Oomen gewezen op het hiervoor
in Breda uitgetrokken bedrag van 94.000,,wat
mij aanleiding geeft erop te wijzen, dat Apeldoorn
hieraan 6.200,— besteedt, dat Leiden hieraan
kennelijk helemaal niets doet en dat Haarlem hier
voor een bedrag van 34.000,heeft uitgetrokken
Nogmaals, dit soort interpretaties is levensge
vaarlijk omdat wij niet weten welke activiteiten
in welke steden onder welke posten zijn gerubri
ceerd. Het zonder meer trekken van conclusies uit
bepaalde cijfers geeft soms een erg vertekend
beeld. Ten aanzien van bijvoorbeeld de schouwbur
gen bestaat wel een vrij eenduidige begripsom
schrijving en met betrekking daartoe moet worden
geconstateerd, dat Breda inderdaad om en nabij
een miljoen qua uitgavenniveau achterligt bij een