946
24 APRIL 1980
dames en heren leden van de raad, heer Broeders,
mevrouw Broeders, kinderen en verdere familieleden
en belangstellenden. Het is mij een grote eer na
mens de gehele gemeenteraad bij uw afscheid, mijn
heer Broeders, als wethouder en lid van de gemeen
teraad een afscheidswoord tot u te mogen richten.
Na een zittingsperiode van bijna 22 jaar om
precies te zijn: 21 jaar, zeven maanden en 22 da
gen en bij een afscheid als dit duikt men, het
kan haast niet anders, even in het verleden om na
te gaan hoe het allemaal begon.
Uw loopbaan, heer Broeders, als volksverte
genwoordiger vangt aan op de middag van de 2e sep
tember 1958 door uw beëdiging als raadslid van de
gemeente Breda. Dit gebeurde onder voorzitterschap
van burgemeester dr. Kortman. Tijdens die zitting
van de gemeenteraad begonnen elf nieuwe raadsle
den hun eerste raadsperiode. De raad telde toen
evenals nu 39 raadsleden. Van deze 39 raadsleden
uit die periode zijn er nog twee overgebleven en
na deze middag nog één. Het toenmalige college
van burgemeester en wethouders bestond uit de he
ren Romson, Stubenrauch,Meys en Jongbloed. De
raad telde evenals nu een aantal vaste commissies,
tien in getal en het sprak vanzelf dat u ook zit
ting zou nemen in een commissie. U pakte het voor
zichtig aan, alhoewel u als penningmeester van de
K.A.B. wel iets van financiën wist. U werd be
noemd in de afdeling zo heette dat toen van
de subsidies. Opvallend was het en dat is nu
niet anders dat de fractievoorzitter van de
toenmalige K.V.P.-fractie, mr. Bastiaanse, bij de
voorzitter bezwaar aantekende dat op 2 september
de nieuwe gemeenteraad wordt beëdigd en dat vier
weken later de gemeentebegroting in behandeling
moet worden genomen. Hij stelde voor de behande
ling een maand uit te stellen.
Uw eerste schreden als nieuw raadslid begin
nen voorzichtig. Dat blijkt uit uw eerste vraag
stelling bij de rondvraag in de raadsvergadering
van 17 september 1958, waarbij u de voorzitter van