948
24 APRIL 1980
en constateren, dat u inmiddels bent bevorderd tot
fractievoorzitter. Dit houdt u vol tot eind 1965.
Opvallend is wel, dat u uw algemene beschouwingen
1965 over de begroting voor 1966 begint met de me
dedeling, dat u een verklaring wenst af te leggen
in het bijzonder in de richting van het college en
dat u veronderstelt dat het college u op uw woord
zal geloven, waarbij u verklaart geen tijdbommen
of dergelijk wapentuig bij u te hebben. In deze
algemene beschouwingen wordt al duidelijk zicht
baar in welke richting de heer Broeders zich heeft
ontwikkeld, want bijzonder veel aandacht wordt
door hem besteed aan de financiële verhoudingen
tussen rijk en gemeenten. En dan, op 6 september
1966, na de verkiezingen wordt u, heer Broeders,
gekozen tot wethouder van de gemeente Breda, een
functie die u tot op de dag van vandaag hebt be
kleed. Dat is dertien jaar en zeven maanden lang!
In deze functie waren de voornaamste en belang
rijkste onderdelen van uw taak financiën en onder
wijs. In deze beide sectoren hebt u op een onna
volgbare wijze leiding en richting gegeven aan de
ontwikkeling van het onderwijs in Breda en dit be
leid heeft mogen leiden tot een zodanige uitbouw
van het onderwijs in Breda, dat ik gerust op deze
plaats mag zeggen dat Breda een pakket onderwijs
voorzieningen heeft dat nagenoeg volledig is te
noemen en dat op dit moment zijn eindfase nog niet
heeft bereikt. Het aantal scholen dat in uw be
leidsperiode in Breda is gebouwd ken ik niet pre
cies, ik heb ze niet geteld, maar het zijn er ve
le tientallen. Breda en zijn bevolking zijn u dan
ook grote dank verschuldigd.
Op het gebied van de financiën is het eigen
lijk niet anders. U hebt er kans toe gezien nim
mer een niet sluitende begroting aan de raad aan
te bieden, een prestatie die vele collega's in
den lande niet hebben kunnen waarmaken. Desondanks
is de financiële positie van Breda, alhoewel zij
op dit moment grote zorgen baart in verband met
de slechte economische toestand, redelijk te noemen.