985 22 MEI 1980
De heer VAN ASSELDONK: Een bestuurscommissie
kan wanneer zij goed functioneert een krachtig in
strument zijn. Ook hier blijkt weer dat de be
stuurscommissie door middel van de bijgestelde no
ta van zich heeft doen horen. Oorspronkelijk be
schikte men over de nota 1975-1984 en men is zo
verstandig geweest die nota bij te stellen en een
nieuwe beleidsnota het licht te doen zien. De no
ta is duidelijk en toont waar het de bibliotheek
betreft de zwakke kanten aan. Wanneer je zou den
ken dat we er met de nieuwe centrale bibliotheek
nu wel zijn, kom je bij het lezen van de nota wel
tot andere inzichten: er blijkt nog heel wat te
doen te zijn. Als je dan het concept-besluit leest,
moet de conclusie zijn dat de raad in feite enigs
zins machteloos is. Wij kunnen onze waardering
uitspreken voor de inhoud van de nota en instemmen
met de grote lijnen. Is het voorgestelde besluit
tot stand gekomen in samenspraak met en tot tevre
denheid van de bestuurscommissie? Ook de bestuurs
commissie zal niet van enige realiteitszin ont
bloot zijn en zij zal zich dus bewust zijn van de
beperktheid van de beschikbare financiële middelen.
Wij herinneren ons dat er enige jaren geleden ten
aanzien van de gelden wel eens geschilpunten tus
sen het college en de bestuurscommissie waren. Kan
ook de bestuurscommissie, zij het dan niet in een
hosannastemming, zich in het concept-besluit vin
den?
Er zijn knelpunten te over. Lof hebben wij
voor de bestuurscommissie en ook voor het college,
ons bewust van de ketenen die ons voor wat de fi
nanciële mogelijkheden betreft binden.
De heer DE BROUWER: De openbare bibliotheek
Breda heeft een uiterst beperkt boekenbezit, niet
alleen in relatie tot het inwoneraantal van Breda
en de regio, maar zeker ook in relatie tot het
feit dat Breda zich er steeds weer op beroept een
stad voor instellingen voor hoger beroepsonderwijs
te zijn; de heer Gielen heeft hierop al gewezen.