1023 25 JUNI 1981 niet verstandig. Wij voelden ons op 7 mei 's avonds verre van gelukkig met onze positieve advisering. Op die dag waren wij vele positieve en negatieve indrukken rijker geworden. Positief is het feit dat de medewerkers van het vervoerbedrijf het in de stad prima doen voor wat betreft hun werkzaam heden, zoals wij iedere dinsdag en vrijdag hier op de Markt kunnen waarnemen. Vervolgens is het positief te noemen dat wij met deze kredietvotering volgens genoemd rapport een einde maken aan een onhoudbare situatie; op bladzijde 30 van dat rapport kan men hierover le zen. Negatief is onder andere dat van de vier bes te werkstanden in de montagehal twee moeten worden opgeofferd voor de wasinrichting. Voorts is het negatief dat steeds aan de zijlijn wordt gemorreld omtrent wenselijkheden en mogelijkheden inzake verbouw en nieuwbouw van de werkplaats, waarbij ik verwijs naar het schrijven van de directeur van het vervoerbedrijf van 6 mei. Het zou geen luxe zijn als tot verbouw en nieuwbouw zou worden over gegaan. De waarheid moet echter worden gezegd, al klinkt die hard: hiervoor is nog geen geld gere serveerd. Er is evenwel op eigen erf sprake van iets dat nog erger en negatiever moet worden genoemd. Er heerst bij het vervoerbedrijf een ziekte, die geen échte ziekte is. Die ziekte heerst onder de aanwezige medewerker?, die dus wél arbeidsgeschikt en derhalve niet ziek zijn. Onder de medewerkers, van hoog tot laag, heerst een sfeer waaruit spreekt: hier is alles oud en rommelig en er is weinig geld beschikbaar voor opruimwerkzaamheden het is wel goed en we laten het maar waaien. Ik vind die sfeer verderfelijk. Ook deze raad is geen filantropische instelling en wij zullen alles moe ten wegen, óók eventuele nieuwbouw bij het ver voerbedrijf. Zeer waarschijnlijk druk ik mij voor het C.D.A. nogal cru uit, maar ik wil op dit punt graag duidelijk zijn. Ik druk mij anders uit dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1023