1025 25 JUNI 1981 gemaakte opmerkingen had ik in de commissie be drijven al gehoord. Zij hebben mij de toezegging ontlokt dat ik een kijkje zou gaan nemen bij het vervoerbedrijf vóór dit voorstel in deze raadsver gadering zou worden behandeld. Ik moet de opmerkingen van de heren Dreef en Van den Wijngaard in het algemeen onderschrijven, want de situatie en de werkomstandigheden bij het vervoerbedrijf lijken mij op het eerste gezicht verre van florissant te zijn. Ik meen dat die si tuatie inderdaad de volledige aandacht van de raad en ook van het college verdient. Ook nu meen ik dan ook de toezegging te kunnen doen dat de gang van zaken bij het vervoerbedrijf afzonderlijk on derwerp van bespreking zal uitmaken in het college, Terecht heeft mijns inziens de heer Van den Wijngaard opgemerkt dat wanneer de nota eerlang in de commissie aan de orde komt ook de commissie zich wat diepgaander over deze aangelegenheid zal dienen uit te laten. Thans maakt evenwel die nota geen onderwerp van bespreking uit. Dit neemt ech ter niet weg dat het goed zou zijn indien de mede werkers bij het vervoerbedrijf, van hoog tot laag, ook in de omstandigheden waarin zij thans moeten werken trachten zelf al datgene te doen wat maar enigszins tot de mogelijkheden behoort. Mét de beide sprekers ben ik van oordeel dat er dan al wat verbeteringen kunnen worden aangebracht, zij het dat er op die manier niet kan worden gekomen tot een gerede oplossing van de grote problemen waarvan wellicht sprake is. Ik ben de heer Van den Wijngaard erg dankbaar voor zijn opmerking dat wij duidelijk in de stad kunnen waarnemen dat de medewerkers van het ver voerbedrijf op een prima wijze hun taak verrichten Ik krijg nu net de motie in handen, maar ik weet niet, mijnheer de voorzitter, of die ook on derdeel van de besprekingen kan uitmaken. Graag zal ik dat van u horen. Aanvaarding van het voorstel wil ik met klem aanbevelen, omdat hiermee een stap wordt gezet in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1025