1027
25 JUNI 1981
Wethouder VAN BANNING: Ik heb zeer duidelijk
kennis genomen van de wens van de heer Dreef om
het onderzoeksrapport aan de orde te stellen in de
commissie. Ik zal deze wens zeker overbrengen aan
de wethouder voor de bedrijven, zodra die van va
kantie terug is. Ik heb geen redenen om aan te ne
men dat niet aan de wens van de heer Dreef en ove
rige raadsleden zal worden voldaan.
Voor wat betreft de motie meen ik dat de heer
Taks een juiste opmerking heeft gemaakt, al meen
ik wel de kanttekening te mogen maken dat naar ik
mag aannemen hetgeen is verwoord in het aangeboden
stuk in de geest is van het denken van het college.
Ook het college is van oordeel dat deze situatie
alle aandacht verdient. In het kader van de begrov
tingsbehandeling, waarbij allerlei onderwerpen aan
de orde zullen worden gesteld, zal zeker ook de
vraag worden meegenomen of en in hoeverre aan de
wensen zoals verwoord in de motie zal kunnen wor
den tegemoet gekomen.
De VOORZITTER: Een korte exegese van datgene
wat de heer Van Banning heeft gezegd lijkt mij te
kunnen zijn dat hij bereid is het college voor te
stellen de motie over te nemen.
Wethouder VAN BANNING: Ténzij de voorzitter
instemt met de opmerkingen van de heer Taks, die
deze kwestie principieel aan de orde heeft gesteld
en heeft gezegd dat hij de motie buiten de orde
acht. De voorzitter heeft daarop nog niet geant
woord en vandaar ook dat ik met enige reserve hier
over heb gesproken.
De VOORZITTER: Ik was er zo blij om, mijnheer
Van Banning, dat u namens het college conform de
afspraak nog eens kon zeggen dat de motie door het
college zou kunnen worden overgenomen. Aangezien
de commissie zich met de hele situatie heeft bezig
gehouden, meen ik dat het verantwoord is een wat
ruimhartige interpretatie aan het reglement van